De elementen van het recht op maatschappelijke integratie

1. Tewerkstelling

1.1. Inleiding

De wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie heeft een bijzondere tewerkstellingsopdracht voor de centra gecreëerd, met bijzondere aandacht voor de jongeren.

Concreet betekent dit dat het OCMW ten opzichte van jongeren onder de 25 jaar verplicht een engagement inzake tewerkstelling moet aangaan, terwijl dit voor personen vanaf 25 jaar facultatief is.

Het gaat hier om een verplicht engagement van het OCMW om een actieve rol te spelen bij het zoeken naar werk.

Het gaat hier echter niet om een resultaatsverbintenis; het OCMW kan geen werk aanbieden als er geen arbeidsplaatsen voorhanden zijn.

De tewerkstellingsopdracht van het OCMW kan uit verschillende elementen bestaan, namelijk: 

  •     Het aanbieden van een baan
  •     Het uitwerken van een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie dat op termijn leidt naar een tewerkstelling

 

1.2. Aard van de tewerkstelling

Het moet gaan om een volwaardige baan, dit wil zeggen dat er een arbeidsovereenkomst wordt afgesloten waarop alle regels van het arbeidsrecht van toepassing zijn.

Het OCMW kan de tewerkstelling realiseren aan de hand van alle mogelijke middelen, met name:

  • Een tewerkstelling in het reguliere arbeidscircuit waarbij het OCMW als bemiddelaar optreedt
  • Een specifieke tewerkstellingsmaatregel die door de diverse overheden wordt aangeboden (en meestal ook betoelaagd)
  • Een specifieke tewerkstellingsmaatregel binnen de OCMW-context
    • Een tewerkstelling in het kader van artikel 60, § 7, en artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976
    • Een inschakelingsproject waarbij het OCMW financieel tussenkomt in de loonkost van de werkgever (Activaplan, invoeginterim, doorstromingsprogramma, SINE-tewerkstelling,....).

1.3. Einde van de tewerkstellingsopdracht

De tewerkstellingsopdracht van het OCMW eindigt zodra de betrokkene niet langer gerechtigd is op maatschappelijke integratie.

Het feit dat de tewerkstellingsopdracht van het OCMW wettelijk gezien ophoudt zodra de betrokkene niet meer gerechtigd is op maatschappelijke integratie houdt evenwel niet in dat een OCMW een tewerkstelling van een rechthebbende op eigen initiatief kan beëindigen omdat het OCMW gehouden blijft aan zijn verplichtingen van het arbeidscontract.

Een aangevangen tewerkstelling wordt geregeld door een arbeidsovereenkomst waarop de regels van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn; zij kan dus niet zomaar afgebroken worden.

In het geval dat het OCMW een rol vervult in de tewerkstelling (als werkgever en/of als samenwerkende partner of financieel tussenkomt in de loonkost) moet het centrum zijn engagement tot het einde van de arbeidsovereenkomst nakomen.

Het voorgaande belet evenwel niet dat het OCMW ten allen tijde een einde aan de arbeidsovereenkomst kan stellen mits inachtneming van de wet van 3 juli 1978 (arbeidswetgeving).

2. Een leefloon

Iedere persoon heeft indien hij aan de wettelijke voorwaarden voldoet, recht op maatschappelijke integratie in de vorm van een leefloon.

Het leefloon wordt toegekend:

  • In afwachting van de aanvang van een tewerkstelling. De doelgroep is hier vooral de jongeren onder de 25 jaar.
  • Gedurende de periode dat betrokkene geniet van een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI). De toekenning en het behoud van het leefloon kan gekoppeld worden aan het afsluiten en naleven van de voorwaarden die opgenomen zijn in het GPMI.
  • Indien de betrokkene niet kan werken wegens gezondheids- of billijkheidsredenen.
  • Indien de betrokkene beschikt over bestaansmiddelen die lager zijn dan het leefloon.

 

3. Een geïndividualiseerd project voor maatschappellijke integratie (GPMI)

Zie thema GPMI