Staatstoelagen

1. DE VERSCHILLENDE TOELAGEN

1.1. Algemeen

De Staat verleent een toelage van 55 % van het bedrag van het op regelmatige wijze toegekende leefloon.

Deze toelage wordt verhoogd in volgende gevallen:

  • 65 % indien het OCMW in de loop van het voorlaatste jaar maandelijks gemiddeld aan ten minste 500 rechthebbenden een leefloon heeft toegekend of voor wie het een tewerkstelling heeft gerealiseerd  waarvoor een staatstoelage geldt.
  • 70 % indien het OCMW in de loop van het voorlaatste jaar maandelijks gemiddeld aan ten minste 1.000 rechthebbenden een leefloon heeft toegekend of voor wie het een tewerkstelling heeft gerealiseerd  waarvoor een staatstoelage geldt.
  • De verhoogde toelage van 65 % of 70 % worden voor de eerste maal toegekend op voorwaarde dat:

- De drempel van 500 of 1.000 rechthebbenden wordt overschreden, en

- Het aantal rechthebbenden in vergelijking met het voorgaande jaar met ten minste 5 % is gestegen

De toelage van 65 % of 70 % wordt verminderd met 1 % per jaar totdat het toelageniveau van respectievelijk 55 % of 65 % wordt bereikt indien het aantal rechthebbenden in de loop van het voorlaatste jaar maandelijks gemiddeld onder de drempel van 500 of 1.000 rechthebbenden daalt.

Deze vermindering met 1 % wordt niet toegepast als de daling van het aantal rechthebbenden minder dan 3 % ten opzichte van het voorgaande jaar bedraagt.

1.2. Geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI)

In de wet van 21 juli 2016 werd er ook een nieuwe bijzondere toelage ingevoerd. Die bijzondere toelage bedraagt 10% van het toegekende bedrag van het leefloon en dient om de kosten van begeleiding en activering mede te financieren.

De betoelagingen die voorheen voorzien werden in artikel 33 en 34 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie werden vervangen door deze nieuwe bijzondere toelage. Die beide artikels werden bijgevolg opgeheven.

De regels met betrekking tot het afsluiten van het GPMI tussen het OCMW en de betrokkene mogen niet verward worden met de regels met betrekking tot de betoelaging van het OCMW. Als er een verplichting is tot een GPMI kan er niet automatisch uitgegaan worden van het feit dat er dan ook een bijzondere toelage zal zijn. Maar ook omgekeerd kan er bij een facultatief GPMI in bepaalde gevallen een bijzondere toelage verschuldigd zijn aan het OCMW.

1.2.1 Algemene voorwaarden

Deze bijzondere toelage moet worden aangewend voor het doel waarvoor ze gecreëerd werd, met name voor het dekken van de kosten van begeleiding en activering in het kader van het GPMI.

Deze bijzondere toelage is aan het OCMW verschuldigd onder de hieronder beschreven voorwaarden en dit ongeacht of het een verplicht of een facultatief GPMI betreft.

Er zijn 4 situaties waarin deze bijzondere toelage genoten kan worden:

  • De steunaanvrager heeft nog nooit een GPMI gehad (eerste toelage)
  • De steunaanvrager heeft een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan (de toelage-student)
  • De steunaanvrager heeft al een GPMI gehad, maar is bijzonder ver verwijderd van een maatschappelijke en/of socioprofessionele integratie (de toelage-verlenging)
  • De steunaanvrager heeft al een GPMI gehad, maar is bijzonder kwetsbaar en behoeft een bijzondere aandacht van het OCMW en heeft de laatste 12 maanden geen recht op maatschappelijke integratie genoten (toelage-2de kans).

1.2.2. De eerste toelage

Het OCMW heeft recht op de eerste toelage op voorwaarde dat:

  • De betrokkene het leefloon geniet
  • Er een GPMI bestaat
  • Er voor deze betrokkene door dit OCMW of een ander bevoegd OCMW nog nooit een eerste toelage werd ontvangen of er is nog geen periode van 12 maanden verstreken sinds de eerste toelage voor de eerste keer werd toegekend.

De eerste toelage is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand waarin een GPMI werd ondertekend als er op dat moment ook reeds leefloon werd genoten.

Voorbeeld: Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De eerste toelage is verschuldigd vanaf 1 januari.

De eerste toelage is verschuldigd voor maximaal één kalenderjaar indien alle andere voorwaarden voldaan zijn.

Voorbeeld: Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De eerste toelage is dan – als alle andere voorwaarden voldaan zijn - verschuldigd vanaf 1 januari tot en met 31 december.

LET OP

Er moet in de periode van één kalenderjaar een GPMI bestaan. Dit houdt niet in dat dit steeds hetzelfde GPMI moet zijn en dit houdt ook niet in dat elk GPMI voor één jaar moet worden afgesloten.

Indien er tijdens dit kalenderjaar op een bepaald moment geen GPMI bestaat, dan heeft het OCMW geen recht op de eerste toelage voor de periode dat er geen GPMI bestaat. De eerste toelage wordt toegekend voor een periode van één kalenderjaar, dat begint te lopen op de eerste dag van de maand waarin het GPMI wordt ondertekend. Het kalenderjaar wordt dus niet ‘verlengd’ voor de periode dat er geen GPMI was.

Voorbeeld:

Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De eerste toelage is verschuldigd vanaf 1 januari. Er werd een GPMI ondertekend voor een periode van 3 maanden. Op 15 april is er geen nieuw GPMI klaar. Het nieuwe GPMI wordt pas op 20 mei getekend. Het nieuwe GPMI heeft een doelstelling als einddatum. De doelstelling wordt niet gehaald voor 31 december. In dit geval zal het OCMW de eerste toelage ontvangen vanaf 1 januari tot en met 15 april en van 1 mei tot en met 31 december. Na 31 december wordt er dus geen eerste toelage meer toegekend.

Indien er tijdens het kalenderjaar een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de eerste toelage. Dit houdt ook in dat het tweede OCMW enkel voor de nog resterende periode recht heeft op de bijzondere toelage. Er begint dus GEEN nieuwe periode van maximaal één kalenderjaar op het moment dat er een nieuw OCMW bevoegd wordt.

1.2.3. De toelage-student

Het OCMW heeft recht op de toelage-student op voorwaarde dat:

  • De betrokkene het leefloon geniet
  • Er een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan bestaat
  • De betrokkene jonger is als 25 jaar

De toelage-student is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand waarin een GPMI werd ondertekend als er op dat moment ook reeds leefloon werd genoten.

Voorbeeld: Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De toelage student is verschuldigd vanaf 1 januari.

De toelage-student is verschuldigd gedurende de hele periode dat de betrokkene aan de voornoemde voorwaarden voldoet.

Indien er aanvankelijk een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan bestond, er een onderbreking van de studies was en er daarna opnieuw een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan wordt afgesloten met een persoon jonger dan 25 jaar, dan is de toelage-student ook voor het tweede GPMI inzake studies met een voltijds leerplan verschuldigd.

Indien er een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de toelage-student.

1.2.4. De toelage-verlenging

Het OCMW heeft recht op de toelage-verlenging op voorwaarde dat:

  • De betrokkene het leefloon geniet aansluitend op de periode waarvoor een eerste toelage verschuldigd was
  • Een OCMW voor deze betrokkene reeds een eerste toelage ontving
  • Er een GPMI bestaat

De maatregelen genomen in het GPMI gedurende de periode waarin het OCMW de eerste toelage genoot, onvoldoende hebben geleid naar een doeltreffende integratie van deze betrokkene en het OCMW vaststelt dat er een intensievere of een meer specifieke begeleiding van deze betrokkene noodzakelijk is.

De toelage-verlenging is verschuldigd voor maximaal één kalenderjaar.

LET OP

Er moet in de periode van één kalenderjaar een GPMI bestaan. Dit houdt niet in dat dit steeds hetzelfde GPMI moet zijn en dit houdt ook niet in dat elk GPMI voor één jaar moet worden afgesloten.

Indien er tijdens dit kalenderjaar op een bepaald moment geen GPMI bestaat, dan heeft het OCMW geen recht op de toelage-verlenging voor de periode dat er geen GPMI bestond. De toelage-verlenging wordt toegekend voor een periode van één kalenderjaar. Het kalenderjaar wordt dus niet ‘verlengd’ voor de periode dat er geen GPMI was.

Indien er tijdens het kalenderjaar een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de toelage-verlenging. Dit houdt ook in dat het tweede OCMW enkel voor de nog resterende periode recht heeft op de bijzondere toelage. Er begint dus GEEN nieuwe periode van maximaal één kalenderjaar op het moment dat er een nieuw OCMW bevoegd wordt.

Het OCMW evalueert via het sociaal onderzoek dat de maatregelen genomen in het GPMI gedurende de periode waarin het OCMW de eerste toelage genoot onvoldoende hebben geleid naar een doeltreffende integratie van de betrokkene en stelt vast dat er een intensievere of een meer specifieke begeleiding van de betrokkene noodzakelijk is. Deze gemotiveerde beslissing moet genomen worden door de Raad of het bevoegde orgaan. Deze motiveringsplicht geldt ook voor het 2de, 3de, … OCMW dat bevoegd zou worden.

Opdat de inspectiedienst van de POD MI de motivering kan beoordelen, moet het OCMW in een rapport dat ter beschikking blijft in het sociaal dossier motiveren waarom de betrokkene bijzonder ver verwijderd is van een maatschappelijke en/of socioprofessionele integratie

1.2.5. De toelage-2de kans

Het OCMW heeft recht op de toelage-2de kans op voorwaarde dat:

De betrokkene het leefloon geniet

  • Een OCMW voor deze betrokkene reeds een eerste toelage of een toelage-verlenging, ontving
  • Geen enkel OCMW voor deze betrokkene een toelage-student ontving
  • Er een GPMI bestaat
  • Deze betrokkene bijzonder kwetsbaar is en een bijzondere aandacht van het OCMW behoeft
  • Deze betrokkene geen recht op maatschappelijke integratie had gedurende de twaalf voorafgaande maanden.

De toelage-2de kans is verschuldigd voor maximaal één kalenderjaar.

LET OP

Er moet in de periode van één kalenderjaar een GPMI bestaan. Dit houdt niet in dat dit steeds hetzelfde GPMI moet zijn en dit houdt ook niet in dat elk GPMI voor één jaar moet worden afgesloten.

Indien er tijdens dit kalenderjaar op een bepaald moment geen GPMI bestond, dan heeft het OCMW geen recht op de toelage-2de kans voor de periode dat er geen GPMI bestond. De toelage-2de kans wordt toegekend voor een periode van één kalenderjaar. Het kalenderjaar wordt dus niet ‘verlengd’ voor de periode dat er geen GPMI was.

Indien er tijdens het kalenderjaar een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de toelage-2de kans. Dit houdt ook in dat het tweede OCMW enkel voor de nog resterende periode recht heeft op de bijzondere toelage. Er begint dus GEEN nieuwe periode van maximaal één kalenderjaar op het moment dat er een nieuw OCMW bevoegd wordt.

Het OCMW kan genieten van de toelage-2de kans, als de maatregelen in het GPMI een antwoord bieden op de noden die aanleiding hebben gegeven tot het feit dat de betrokkene na een periode van afwezigheid van minimum 12 maanden terugkeert bij een OCMW. Deze gemotiveerde beslissing moet genomen worden door de Raad of het bevoegde orgaan. Deze motiveringsplicht geldt ook voor het 2de, 3de, … OCMW dat bevoegd zou worden.

Opdat de inspectiedienst van de POD MI de motivering kan beoordelen, moet het OCMW in een rapport dat ter beschikking blijft in het sociaal dossier motiveren waarom de betrokkene bijzonder kwetsbaar is en een bijzondere aandacht van het OCMW behoeft.

1.2.6. Voorbeelden

We gaan er bij de voorbeelden steeds van uit dat de betrokkene aan alle voorwaarden voor het toekennen van het recht op maatschappelijke integratie voldoet. In de praktijk moet het sociaal onderzoek dit aantonen.

Voorbeeld 1:

Persoon W (19 jaar) komt in de loop van september voor de eerste keer naar het OCMW en op 01/10/2017 besluit het OCMW na een onderzoek van zijn situatie om een GPMI-student af te sluiten. Na 7 maanden loopt het mis. Het OCMW stelt een algemeen GPMI op om hem naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Na 4 maanden vindt de betrokkene werk. Na 6 maanden gewerkt te hebben, loopt het arbeidscontract af en komt de betrokkene terug aankloppen bij het OCMW. Het OCMW sluit met de betrokkene opnieuw een GPMI af en dit voor één jaar.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoelaging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

1/10/2017-30/04/2018

Student

Ja

Artikel 11 §2 a

Ja

Ja

Toelage -Student

01/05/2018-31/08/2018

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b

Ja

Ja

Eerste toelage

01/09/2018-28/02/2019

Geen (want aan het werk)

Nee

Niet van toepassing

Nee

Nee

Niet van toepassing

01/03/2019-28/02/2020

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b + c

Ja

Ja, voor periode t.e.m. 30/04/2019

Nee, vanaf 01/05/2019

Ja, eerste toelage

(01/05/2018-30/04/2019)

Nee, voorwaarde verlenging niet voldaan

Voorbeeld 2:

Persoon X (18 jaar) komt in de loop van september voor de eerste keer naar het OCMW en op 01/10/2017 besluit het OCMW na een onderzoek van zijn situatie om een GPMI-student af te sluiten. Na 4 jaar heeft de betrokkene zijn studies succesvol beëindigd, maar kan niet onmiddellijk werk vinden. Het OCMW sluit met de betrokkene een algemeen GPMI van één jaar af om de betrokkene naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Het GPMI heeft het voorwerp uitgemaakt van een verlenging, omdat het OCMW heeft vastgesteld dat het GPMI onvoldoende had geleid naar een doeltreffende integratie van de betrokkene. Na iets meer dan twee jaar vindt de betrokkene werk.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoela-ging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

1/10/2017-30/06/2021

Student

Ja

Artikel 11 §2 a

Ja

Ja

Toelage -Student

01/07/2021-30/06/2022

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b

Ja

Ja

Eerste toelage

01/07/2022-30/06/2023

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b

Ja

Ja

Toelage- Verlenging

01/07/2023-31/08/2023

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2b

Ja

Nee

Noch eerste toelage, noch toelage- verlenging

01/09/2023-…

Geen (want aan het werk)

Nee

Niet van toepassing

Nee

Nee

Niet van toepassing

Voorbeeld 3:

Persoon Y (32 jaar) komt op 01/03/2017 naar het OCMW. Dit is de eerste keer dat er een beroep wordt gedaan op het OCMW. Op 01/04/2017 wordt er een GPMI afgesloten voor 3 maanden. Daarna besluit het OCMW geen GPMI meer af te sluiten.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoelaging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

01/03/2017-31/03/2017

Geen

Ja (3 maanden om GPMI af te sluiten)

Artikel 13

Ja

Nee

Geen GPMI

01/04/2017-30/06/2017

Algemeen

Ja

Artikel 13

Ja

Ja

Eerste toelage

01/07/2017-…

Geen

Nee

Artikel 13

Ja

Nee

Geen GPMI

Voorbeeld 4:

Persoon Z (32 jaar) komt op 01/03/2017 naar het OCMW. Dit is de eerste keer dat er een beroep wordt gedaan op het OCMW. Op 01/04/2017 wordt er een GPMI afgesloten voor 3 maanden. Daarna wordt er opnieuw een GPMI afgesloten. Deze keer voor 1 jaar. De betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor verlenging.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoelaging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

01/03/2017-31/03/2017

Geen

Ja (3 maanden om GPMI af te sluiten)

Artikel 13

Ja

Nee

Geen GPMI

01/04/2017-30/06/2017

Algemeen

Ja

Artikel 13

Ja

Ja

Eerste toelage

01/07/2017-30/06/2018

Algemeen

Nee

Artikel 13

Ja

Ja, voor periode t.e.m. 30/03/2018

Ja, voor periode vanaf 01/04/2018

Eerste toelage

Toelage-verlenging

1.3. Tewerkstelling

De materie wat betreft de tewerkstelling werd geregionaliseerd. Het zijn dus de Gewesten die nu bevoegd zijn voor de staatstoelage betreffende deze materie.

1.4. Personeelskosten

Het OCMW ontvangt € 518 (bedrag op 1 januari 2022)  per dossier op jaarbasis als tegemoetkoming in de personeelskosten.

Het bedrag moet per dossier berekend worden in functie van het aantal dagen dat het OCMW voor dat dossier een staatstoelage ontvangt wegens de toekenning van een leefloon of een tewerkstelling.

Het OCMW wijst de middelen toe aan :

  • Het personeel van de sociale dienst van het centrum, en /of
  • Het omkaderingspersoneel in het centrum zelf of in het kader van een partnerschap met andere diensten dat zich bezighoudt met personen die genieten van een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie of van het recht op maatschappelijke integratie via een tewerkstelling.

De toelage mag de brutoloonlast dekken, evenals de werkingskosten, met inbegrip van de opleidingskosten en de kosten voor de aankoop van materieel in verband met dit supplementair personeel op voorwaarde dat deze werkingskosten niet meer bedragen dan een derde van de toelage.

Indien de gecumuleerde toelagen de financiële last van een halftijdse betrekking niet kunnen dekken, mag het OCMW de toelage volledig besteden aan de kwalitatieve verbetering van de opvang van de in het kader van de wet geholpen personen.

Evolutie van de personeelskosten:

Zie afdeling 3 - personeelsktosten van de wet van 26/05/2002.

  1. op 1 oktober 2004: 278€
  2. op 1 januari 2006 : 285€
  3. op 1 januari 2007 : 320€
  4. op 1 januari 2016 : 470€
  5. op 1 juli 2018 : 515 €
  6. op 1 januari 2021: 560€
  7. op 1 januari 2022 : 518€

1.5. Daklozen en ermee gelijkgestelde personen

a. toelage aan 100 % gedurende 2 jaar indien de persoon zijn hoednaigheid van dakloze verliest

De toelage bedraagt 100 % gedurende ten hoogste 2 jaar indien het leefloon wordt toegekend aan een persoon die de hoedanigheid van dakloze verliest door een woning te betrekken als hoofdverblijfplaats.

Het is niet noodzakelijk het OCMW van de plaats waar de betrokkene dakloos was dat de verhoogde toelage zal genieten, maar wel het centrum dat de betrokkene opvangt in een woning, zelfs wanneer dit naar aanleiding is van de stappen van een ander OCMW.

Wanneer het OCMW dat de stappen ondernomen heeft de dakloze persoon op zijn grondgebied installeert, zal dit centrum de verhoogde toelage ontvangen.

Wanneer de betrokkene zich daarentegen vestigt op het grondgebied van een ander OCMW dan zal dit centrum de verhoogde toelage ontvangen omdat het de dakloze persoon opvangt.

De periode van 2 jaar betreft een maximumperiode; het is dus niet automatisch een periode die geldt voor 2 jaar.

Een nieuwe periode van twee jaar begint te lopen voor het OCMW indien de betrokkene opnieuw dakloos geworden is en het OCMW hem als dakloze persoon een tweede maal een woning aanbiedt als hoofdverblijfplaats.

Een inschrijving in het bevolkingsregister is niet vereist om beschouwd te worden als ex-dakloze.

b. Met daklozen gelijkgestelde personen

Met personen gelijkgesteld met daklozen worden bedoeld de personen die bestendig verbleven in een openluchtrecreatief verblijf of een weekendverblijf omdat ze niet in staat waren om over een andere woongelegenheid  te beschikken en die dit verblijf daadwerkelijk verlaten om een woning te betrekken als hoofdverblijfplaats.

Voorbeelden

OCMW Z is bevoegd en helpt een dakloze aan een woning in dezelfde gemeente. Betrokkene is leefloongerechtigde en betrekt de woning op 1/05/2013. Op 1/07/2013 begint betrokkene voltijds te werken, maar op 1/10/2013 is hij terug gerechtigd op een leefloon:

  • Periode van 1/05/2013 tot 1/07/2013: toelage 100 % omdat betrokkene als dakloze een woning betrekt en het OCMW ook daadwerkelijk inspanningen geleverd heeft.
  • Periode van 1/07/2013 tot 1/10/2013: geen leefloon omdat betrokkene over voldoende inkomsten beschikt uit arbeid.
  • Periode vanaf 1/10/2013: toelage aan 50 %, 60 % of 65 % (afhankelijk van het aantal leefloongerechtigden) ; het betreft hier geen toekenning van een leefloon aan een dakloze persoon.

Deze gelijkstelling bestaat niet inzake maatschappelijke dienstverlening

c. de installatiepremie

De installatiepremie die een ex-dakloze persoon ontvangt door een woning te betrekken als hoofdverblijfplaats wordt betoelaagd aan 100 %.

De premie bedraagt het maandbedrag dat is vastgesteld voor een leefloongerechtigde categorie 3.

De installatiepremie kan slechts één maal in zijn leven aan een ex-dakloze toegekend worden.

1.6. Personen ingeschreven in het vreemdelingenregister

Voor een leefloongerechtigde die ingeschreven is in het vreemdelingenregister bedraagt de toelage 100 % tot op de dag van de inschrijving in het bevolkingsregister.

Dit kan maximaal voor een periode van 5 jaar.

1.7. Bijkomende toelage voor de personen die de subsidiaire beschermingsstatus hebben verkregen en voor de personen met de hoedanigheid van erkende vluchteling

Het gaat om een uitzonderlijke en tijdelijke maatregel en kadert in de opvolging na de asielprocedure om de OCMW’s in staat te stellen de begeleiding op te volgen van vluchtelingen en personen die van de subsidiaire beschermingsstatus genieten en die in 2016 voor het eerst, ten gevolge van de asielcrisis, hulp vragen bij het OCMW.

Een bijkomende toelage equivalent aan 10% van het subsidiebedrag van het leefloon wordt toegekend:

Voor 2016 en 2017 voor elke persoon die in 2016 of in 2017 voor de eerste keer een leefloon ontvangt in de hoedanigheid van erkend vluchteling in de zin van artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Voor 2016 en 2017 voor elke persoon die tussen 1 december 2016 en 31 december 2017 voor de eerste keer in die periode een leefloon ontvangt in de hoedanigheid van subsidiair beschermde in de zin van artikel 49/2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

2. BETALINGSMODALITEITEN

1. De berekening van de staatstoelagen gebeurt op voorlegging van de beslissingen door het OCMW.

 Deze moeten:

  • Overgemaakt worden aan de minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie binnen de 8 dagen volgend op het einde van de maand waarin de beslissing wordt genomen.
  • Overgemaakt worden op elektronische wijze zoals aanvaard door het centrum voor informatieverwerking volgens het model van formulier bepaald bij ministerieel besluit.

2. De uitbetaling van de staatstoelagen gebeurt op basis van een maandelijkse door de Staat opgestelde verzamelstaat.

3. De centra moeten zich onderwerpen aan de controle ingericht door de minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie.

3. VOORSCHOTTEN

1. Een voorschot wordt uitgekeerd indien het OCMW bij de betaling van het leefloon aan de gerechtigden acute thesaurieproblemen ondervindt.

De aanvraag wordt via een gemotiveerd verzoek bij het verstrijken van een kwartaal ingediend bij de minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie die beslist bij gemotiveerde beslissing.

Het voorschot wordt berekend op basis van de toelage die door de Staat verschuldigd is voor het voorlaatste jaar.

2. Er wordt een jaarlijks voorschot op de staatstoelage uitgekeerd voor elke tussenkost in de kosten die verbonden zijn aan de inschakeling van betrokkene in het beroepsleven.

Dit voorschot wordt berekend op basis van de bedragen die door de Staat werden aanvaard na verificatie van de kostenstaten ingediend door de centra.

Het voorschot bedraagt jaarlijks 80 % van de bedragen die werden aanvaard voor de kosten van het voorlaatste jaar waarvan de rekeningen werden geverifieerd.

3. Het voorschot wordt verrekend bij de voorlegging van de kostenstaten van de laatste maanden van het jaar waarin het voorschot werd toegekend.

Een eventueel negatief saldo wordt als voorschot op het volgende jaar beschouwd.

4. De toelage wordt gestort op de rekening van het OCMW bij een door het centrum aangeduide financiële instelling.

De te veel gestorte bedragen van de toelagen die betrekking hebben op jaren die aan het lopend jaar voorafgaan worden beschouwd als een voorschot op de toelage voor het lopende jaar.

4. SANCTIES TEGEN HET OCMW

4.1. Algemeenheden

De minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie kan bij een met reden omklede beslissing weigeren de toelage te betalen of beslissen om deze te verminderen in volgende gevallen:

  • Het verslag van het sociaal onderzoek vermeldt niet dat de verschillende voorwaarden tot toekenning van het leefloon of de realisatie van de tewerkstelling vervuld zijn.
  • Het OCMW heeft de wettelijke bepalingen betreffende de terugvordering van het leefloon niet nageleefd.
  • Het OCMW heeft zicht ten onrechte onbevoegd verklaard en volgende voorwaarden zijn vervuld:

- Het OCMW heeft dit reeds herhaaldelijk gedaan.

- Het OCMW is veroordeeld tot de toekenning van het leefloon krachtens een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.

Deze sanctie gaat in op de datum van de hulpaanvraag en eindigt ten laatste 3 jaar na de datum van de gerechtelijke beslissing.

Het OCMW kan binnen 30 dagen na de kennisgeving bij de Raad van State beroep instellen tegen de ministeriële beslissing.

4.2. Voor wat betreft de toelage specifiek aan het GPMI

Artikel 18/1 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie bepaalt:

“De inspectiedienst van de POD Maatschappelijke Integratie zal de voorwaarden van de uitvoering van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie controleren.

Als het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie niet conform de wettelijke voorwaarden werd uitgevoerd, is het centrum ertoe gehouden de ontvangen bijzondere toelagen in het kader van artikel 43/2 van de wet terug te betalen en dit tot het moment waarop er een nieuw contract dat de wettelijke voorwaarden respecteert, wordt ondertekend.”

De geïntegreerde inspectiegids van de Dienst Inspectie van de POD MI werd in die zin gewijzigd en is conform de nieuwe reglementering.

U kan deze gids terugvinden door te klikken op Inspectiehandleiding via de link

https://www.mi-is.be/sites/default/files/documents/terugbetaling_medische_kosten_2018-def.docx

De volgende elementen van het GPMI zullen gecontroleerd worden door de inspectiedienst van de POD Maatschappelijke Integratie:

Het Geïndividualiseerd Project Maatschappelijke Integratie

(artikelen 6§2, 10, 11, 13, 30, 43/2 van de wet en artikelen 10 tot 21 van het KB) en het onderzoek naar de bestaansmiddelen van de onderhoudsplichtigen bij de toekenning van een LL samen met een GPMI aan een student

(artikel 26 van de wet en artikelen 42 tot 55 van het KB)

GPMI:

Bestaat er een sociale balans die betrekking heeft op de noden van de persoon?

Werd een GPMI opgesteld binnen de voorziene termijn?

Werden alle verplichte vermeldingen opgenomen? (verbintenis van de partijen, duur, vervaldagen, extra hulp, …)

(GPMI student: soort opleiding-instelling-duur studietoelage-kinderbijslag en onderhoudsuitkering)

Werd het door de partijen ondertekend?

Bevat het GPMI een gemeenschapsdienst? (aard, duur, uurrooster, vergoeding, verzekering)

Wordt het ontbreken van GPMI voldoende gemotiveerd door een beslissing?

Hebben de evaluaties (3) plaatsgevonden en werden ze geformaliseerd?

In geval van sanctie: werden de wettelijke voorwaarden waaraan een sanctie moet voldoen nageleefd?

Is aan de voorwaarden die een verhoogde toelage mogelijk maken voldaan?

Onderhoudsplichtigen:

Werd het onderzoek naar de bestaansmiddelen van de onderhoudsplichtigen uitgevoerd?

Werd een beslissing inzake terugvordering genomen? Werd zij bekendgemaakt aan de aanvrager en aan zijn onderhoudsplichtigen?