De categorieën van rechthebbenden en het bedrag van het leefloon

1. Categoriëen

Het leefloon is een geïndexeerde uitkering die de betrokkene in staat moet stellen om een menswaardig leven te leiden.

Bij het bepalen van het bedrag van het leefloon wordt rekening gehouden met de gezinssamenstelling van de aanvrager.

Op basis van een sociaal onderzoek bepaalt het OCMW tot welke categorie de aanvrager behoort. De rechthebbenden zijn opgedeeld in 3 categorieën.

Het sociaal onderzoek gaat altijd uit van de feitelijke situatie van de betrokkene, ook wanneer deze verschilt van de administratieve situatie.

 

1.1 Categorie 1 : Samenwonende personen

De wet bepaalt wat onder samenwoning moet worden verstaan, namelijk:

  1. het onder hetzelfde dak wonen van personen

     2. en die hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen.

De aard van de relatie is hier dus niet van belang. Het is mogelijk dat personen samenwonen zonder dat er een affectieve of andere band is, enkel het financieel-economisch aspect is van belang.

Bij de toekenning van het leefloon primeert de feitelijke situatie van de aanvrager. De ontstentenis van inkomsten van de aanvrager van het leefloon en, in voorkomend geval, de vermogenstoestand van de persoon met wie hij onder één dak woont, moeten op individuele wijze worden vastgesteld door het sociaal onderzoek.

Om te overwegen of er sprake is van samenwoning, moet op basis van het sociaal onderzoek worden vastgesteld dat de aanvrager van het leefloon uit de samenwoning een economisch-financieel voordeel haalt, maar ook dat de betrokkenen taken, activiteiten en andere huishoudelijke kwesties samen opnemen dat wil zeggen dat de huishoudelijke taken gedeeld worden).

Het economisch-financieel voordeel kan erin bestaan dat de samenwonende over inkomsten beschikt, die hem toelaten bepaalde kosten te delen, maar ook dat de aanvrager door de samenwoning bepaalde materiële voordelen kan genieten waardoor hij minder uitgaven heeft.

→ Om reden dat het recht op maatschappelijk integratie een individueel recht is, kan elke samenwonende persoon zelf aanspraak maken op dit recht indien hij aan de wettelijke voorwaarden voldoet,  ongeacht de vorm van zijn eventuele relatie met de andere perso(o)n(en).

     

    1.2 Categorie 2 : Alleenstaande personen en daklozen waarmee een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie is afgesloten

    1. Alleenstaande personen

    Alleenstaande personen zijn personen die alleen wonen en die niet tot één van de andere categoriën behoren.

         2. Dakloze personen

    • Een dakloze persoon die tijdelijk en kortstondig opgevangen wordt door een familielid of een vriend en hiermee beperkt in de tijd samenwoont, kan ook aanspraak maken op een leefloon categorie 2 indien er een GPMI is opgemaakt met hem.

      De inhoud van het GPMI handelt over de stappen die de betrokkene met hulp van het OCMW zal nemen om een einde te maken aan zijn dakloos-zijn.

    • Een dakloze persoon die alleen woont heeft vanzelfsprekend recht op een leefloon categorie 2, ook indien er geen GPMI is opgemaakt (bv. betrokkene leeft op straat).

    Wordt beschouwd als een dakloze: “De persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een tehuis (of bij een particulier persoon) verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld”.

    Deze definitie dekt twee situaties:

    1. Mensen die op straat slapen of in openbare gebouwen die niet als woning worden gebruikt (stations, enz.) en mensen die tijdelijk door een particulier worden gehuisvest met het doel om hen tijdelijk te helpen in afwachting van een beschikbare woning, beschikken niet over een woongelegenheid in de zin van de bovenstaande definitie van “dakloze”.
       
    2. Een tehuis in de zin van de bovenstaande definitie is elke inrichting of instelling waar mensen in nood worden opgevangen en tijdelijk onderdak en begeleiding krijgen.

    1.3 Categorie 3 : Personen die samenwonen met een gezin te hunnen laste

    De voorwaarde is dat de betrokkene samenwoont met minstens één ongehuwd minderjarig kind dat te zijnen laste is.

    Dit hoeft niet het eigen kind van de betrokkene te zijn.

    Indien de aanvrager samenwoont met een minderjarige partner kan hij ook aanspraak maken op een leefloon categorie 3 indien de partner nog ten laste is van de aanvrager.

    → Indien de aanvrager samenwoont met een minderjarig kind dat niet getrouwd is en een echtgenoot of levenspartner waarmee hij een feitelijk gezin vormt dekt dit recht mede het recht van deze laatste.

    Om gedekt te zijn door dit recht moet de samenwonende partner voldoen aan de volgende voorwaarden, zoals voorzien in artikel 2bis van het koninklijk besluit van 11 juli 2002, ingevoerd door het koninklijk besluit van 5 mei 2004:

    • Verblijfsvoorwaarde
    • Leeftijdsvoorwaarde
    • Niet beschikken over toereikende bestaansmiddelen
    • Rechten laten gelden
    • Werkbereid zijn indien hij over inkomsten beschikt die lager zijn dan het bedrag dat bepaald is voor een gerechtigde op een leefloon categorie 1

    In voorkomend geval kan de partner ook genieten van alle voordelen die voortvloeien uit het recht op maatschappelijke integratie (bv. recht op tewerkstelling, spi-vrijstelling, telefoonkaart, …) en is er in principe een onder de twee gedeelde betaling van het leefloon.

    Indien de aanvrager samenwoont met een minderjarig kind te zijner laste én een partner die niet aan de voorwaarden voldoet, blijft het recht op een leefloon categorie 3 behouden. In dit geval is er echter geen gespreide betaling en kan de partner evenmin genieten van de voordelen die voortvloeien uit het recht.

    Voorbeeld:

    De aanvrager die voldoet aan de voorwaarden om gerechtigd te zijn op een leefloon woont samen met een minderjarig kind én een partner zonder inkomsten en die niet werkbereid is.

    In deze situatie heeft de betrokkene recht op een leefloon categorie 3 maar de betaling van het leefloon zal integraal gebeuren aan de betrokkene; er kan dus geen onder de twee gedeelde betaling.

     

    Het recht op een leefloon categorie 3 blijft behouden indien betrokkene nog samenwoont met andere personen.

    Voorbeelden ter verduidelijking:

    • Voorbeeld 1

    Een gezin samengesteld uit een ouder, een meerderjarig kind en een minderjarig kind.

    In deze gezinssamenstelling kan de moeder eventueel aanspraak maken op het leefloon categorie 3.

    Het meerderjarig kind kan eventueel aanspraak maken op leefloon voor personen die met één of meerdere personen samenwoont.(categorie 1)

     

    • Voorbeeld 2

    Een gezin samengesteld uit een ouder, een minderjarig kind en een meerderjarig kind die op haar beurt ook een minderjarig kind heeft.

    In deze hypothese kan de moeder aanspraak maken op het leefloon categorie 3. Zij huisvest inderdaad meerdere kinderen onder wie één minderjarig kind. De meerderjarige dochter die zelf een kind heeft voldoet eveneens aan de

    voorwaarden om tot categorie 3 te behoren, zij woont immers ook samen met een minderjarig kind te haren laste.

     

    • Voorbeeld 3

    Een oom die zijn minderjarig neefje te zijnen laste huisvest.

    De oom kan eventueel aanspraak maken op het leefloon categorie 3.

     

    • Voorbeeld 4

    Een koppel samengesteld uit een meerderjarige en een minderjarige.

    Indien de meerderjarige de minderjarige te zijnen laste huisvest kan hij/zij eventueel aanspraak maken op het leefloon ten bedrage van het leefloon categorie 3

     

    • Voorbeeld 5

    Gezin W, samengesteld uit de beide ouders en een minderjarig en meerderjarig kind, woont in  bij de ouders van de moeder.

    De ouders van gezin W kunnen aanspraak maken op een leefloon categorie 3

    Het meerderjarig kind kan aanspraak maken op een leefloon categorie 1

     

    • Voorbeeld 6

    Meneer X woont samen met zijn meerderjarige dochter.

    Meneer X kan aanspraak maken op een leefloon categorie 1

    De dochter kan aanspraak maken op een leefloon categorie 1

     

    • Voorbeeld 7

    Mevrouw Y woont samen met haar minderjarige zoon en haar oom en tante.

    Mevrouw Y kan aanspraak maken op een leefloon categorie 3

     

    1.4 Enkele specifieke situaties

    1.4.1. Co-ouderschap en gedeeld ouderschap

    Indien het kind de helft van de maand bij de ouder verblijft, dan heeft deze ouder gedurende de hele maand recht op een leefloon categorie 3 omdat aanvaard wordt dat het kind dan gewoonlijk (dat wil zeggen regelmatig) bij de ouder verblijvend is.

    Indien het kind meer dan de helft van de maand bij de ouder verblijft, dan heeft deze ouder gedurende de hele maand recht op een leefloon categorie 3 omdat aanvaard wordt dat het kind dan gewoonlijk (dat wil zeggen regelmatig) bij de ouder verblijvend is.

    Indien het kind minder dan de helft van de maand bij de ouder verblijft, dan heeft deze ouder enkel gedurende de dagen dat het kind bij hem  verblijft recht op een leefloon categorie 3 (pro rata) omwille van de hogere kosten die de betrokkene dan heeft.

    1.4.2. Jongere op kot

    • Indien de jongere tijdens de weekends en verloven naar het ouderlijke huis komt, is de gewoonlijke verblijfplaats nog in het ouderlijke huis: hij kan in deze situatie aanspraak maken op een leefloon categorie 1 – samenwonend met de andere bewoners van het ouderlijke huis.
       
    • Indien de jongere ook tijdens de weekends en verloven op kot blijft, is de gewoonlijke verblijfplaats van de jongere het kot. Op basis van het sociaal onderzoek in verband met de leefsituatie op kot moet de categorie leefloon voor de jongere vastgesteld worden.

    1.4.3. Ouder met geplaatst kind

    De categorie leefloon wordt bepaald aan de hand van het karakter van de plaatsing:

    • Tijdelijke plaatsing: het kind wordt nog beschouwd als zijnde samenwonend en ten laste van de ouder waardoor deze aanspraak kan maken op een leefloon categorie 3.

              Voorbeeld: kinderen die terugkeren tijdens het weekend en de schoolvakanties.

    • Definitieve of langdurige plaatsing: het kind wordt beschouwd als niet langer samenwonend en ten laste van de ouder waardoor deze geen aanspraak kan maken op een leefloon categorie 3.

    1.4.4. Betrokkene verblijft in een instelling

    In deze situatie is geen specifieke categorie voorzien.

    In vele gevallen wordt evenwel categorie 2 toegekend omdat de  betrokkene niet kan beschouwd worden als een samenwonende persoon wegens het feit dat hij geen gemeenschappelijk huishouden voert met de medebewoners (tijdelijk, niet vrijwillig karakter van de opname).

    1.4.5. Betrokkene woont samen met iemand die illegaal in het land verblijft

    Opdat de rechthebbende op het leefloon die onder hetzelfde dak woont als een illegaal op het grondgebied verblijvende vreemdeling, de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk met hem zou regelen in de zin van artikel 14, §1, 1°, Leefloonwet, moet de uitkeringsgerechtigde, naast de verdeling van de huishoudelijke taken, uit de samenwoning een economisch-financieel voordeel halen.

    Op basis van het sociaal onderzoek moet het OCMW nagaan of betrokkene kan beschouwd worden als zijnde gerechtigd op een leefloon categorie 1, een leefloon categorie 2 of een leefloon categorie 3.

     

    Voorbeeld:

    Meneer Z woont samen met zijn partner die illegaal in het land verblijft en zijn minderjarige zoon.

    Meneer Z kan aanspraak maken op een leefloon categorie 3 maar het recht dekt niet het recht van zijn partner (voldoet niet aan de verblijfsvoorwaarde)

    1.4.6. Betrokkene woont als koppel samen met een minderjarige

    De categorie wordt bepaald aan de hand van het sociaal onderzoek. Het OCMW kan zich op twee manieren uitspreken, zijnde:

    • Ofwel legt het centrum de nadruk op het feit dat de betrokkene de minderjarige te zijnen laste heeft. De betrokkene kan aanspraak maken op categorie 3.
    • Ofwel legt het centrum de nadruk op de relatie van het koppel en de gelijkheid tussen de partners. De minderjarige kan niet meer beschouwd worden als ten laste. De betrokkene kan aanspraak maken op categorie 1. De minderjarige zou aanspraak kunnen maken op maatschappelijke dienstverlening. Indien de minderjarige in dit geval over inkomsten beschikt, wordt hiermee rekening gehouden op basis van artikel 34, § 1, van he koninklijk besluit van 11 juli 2002.

    2. Bedragen

    Het leefloon wordt uitgedrukt in een forfaitair bedrag per jaar.

    Om het bedrag van leefloon per maand te berekenen volstaat het om het jaarbedrag te delen door 12.

    De bedragen in artikel 14 van de wet van 26 mei 2002 zijn de  niet geïndexeerde basisbedragen. Ze zijn gekoppeld aan de spilindex en telkens deze overschreden wordt, worden de bedragen van het leefloon aangepast.

    De nieuwe bedragen gelden vanaf de eerste maand die volgt op de maand waarin het indexcijfer de spilindex bereikt of overschrijdt.

    Bovendien worden de leefloonbedragen aangepast via het wettelijk mechanisme voor de welvaartsaanpassing.

    Overzicht leefloonbedragen vanaf 1/8/2005 tot op heden:
    Bedragen op jaar-en maandbasis