Formulier B

De rubrieken van formulier B

Verplicht.

  1. De naam van de gemeente.

a. N.I.S. nummer

b. KBO-nummer

Verplicht.

  1. Het nummer van de gemeente, toegekend door het Nationaal Instituut voor Statistiek (N.I.S.).
  2. Het KBO-nummer is het uniek ondernemingsnummer van het OCMW.

Verplicht.

  1. Het OCMW vult het INSZ-nummer (Identificatienummer Sociale Zekerheid) van de begunstigde in.
  2. Het INSZ-nummer is het nummer dat voor de betrokkene gebruikt wordt door de gemeentelijke administratie (het vroegere Nationaal Nummer of Rijksregisternummer), door de instellingen van de sociale zekerheid en door de belastingen. Een formulier zonder een INSZ-nummer zal niet aanvaard worden.
  3. Wanneer de begunstigde geen INSZ-nummer heeft, moet een bisnummer (door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid) worden toegekend:
  4. Door het OCMW of de gemeente zelf, door contact op te nemen met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid

Verplicht.

  1. Het OCMW vult de datum in vanaf wanneer het formulier geldig is.
  2. Bij een eerste aanvraag is dit de datum vanaf wanneer de gegevens op het formulier geldig zijn. Praktisch gezien vult het OCMW hier de begindatum in van de periode waarvoor het leefloon verleend wordt.
  3. Wanneer het OCMW een nieuw formulier B stuurt met het doel een wijziging in de gegevens mee te delen, is de datum invoegetreding de datum vanaf wanneer de wijziging geldig is.

    Opgelet:  bij zulke wijzigingen moeten ALLE gegevens (dus ook degene die niet wijzigen) op het formulier B herhaald worden.

  4. Wanneer het OCMW een correctie in een gegeven wil aanbrengen op een reeds bestaand formulier B, omdat dit gegeven fout is, verstuurt het een nieuw formulier B met dezelfde ‘Datum invoegetreding’, en met de code = ‘1’ in de rubriek “Statuut van het bericht”. Dit formulier vervangt dan volledig het te corrigeren formulier B.

Verplicht.

  1. In deze rubriek wordt de categorie ingevuld waartoe de begunstigde behoort:

A

Een samenwonende persoon

B

Een alleenstaande persoon

E

Een persoon met gezinslast

¨ Categorie E = persoon die uitsluitend samenwoont met een gezin te zijnen laste mits er ten minste één ongehuwd minderjarig kind aanwezig is.

¨ Onder samenwoning (zie categorie A) wordt verstaan het onder hetzelfde dak wonen van personen die hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen.

Verplicht.

  1. Deze rubriek stemt overeen met de feitelijke toestand, die niet noodzakelijk dezelfde is als de juridische.
  2. De volgende codes zijn mogelijk:

1

De begunstigde woont enkel samen met zijn partner

2

    tot /12/2004

De begunstigde woont samen met zijn partner en kinderen

3

De begunstigde woont samen met zijn partner en bloed-of aanverwanten

4

    

De begunstigde woont samen met zijn partner en anderen

5

 tot 31/12/2004

De begunstigde woont samen met zijn partner en kinderen en bloed-of aanverwanten

6

tot 31/12/2004

De  begunstigde woont samen met zijn partner en kinderen en anderen

7

tot 31/12/2004

De begunstigde woont samen met kinderen en bloed-of aanverwanten

8

tot 31/12/2004

De begunstigde woont samen met kinderen en anderen

9

   

De begunstigde woont enkel samen met zijn meerderjarige kinderen

10

   

De begunstigde woont enkel samen met bloed-of aanverwanten

11

De begunstigde woont samen met anderen

12

De begunstigde is alleenstaande

13

tot 31/12/2004

De begunstigde is alleenstaande en er zijn enkel inwonende kinderen van wie minstens één minderjarige en ten laste

14

tot 31/12/2004

De begunstigde is alleenstaande en er zijn enkel niet-inwonende kinderen van wie minstens één minderjarige en ten laste

15

tot 31/12/2004

De begunstigde is alleenstaande die onderhoudsuitkeringen verschuldigd is ten aanzien van zijn kinderen en die het bewijs van betaling levert

16

tot 31/12/2004

De begunstigde is alleenstaande die voor de helft van de tijd uitsluitend samenwoont met minstens één ongehuwd minderjarig kind ten laste = co-ouderschap

17

 

De begunstigde verblijft in een instelling

18

 

De begunstigde is een zwangere minderjarige of getrouwd of heeft 1 of meer minderjarige kinderen ten laste (A, B, E)

19

tot 31/12/2004

De begunstigde is een alleenstaande persoon die voor een geplaatst kind een bijdrage betaalt, vastgesteld door de jeugdrechtbank of de administratieve overheden in het kader van de bijstand aan of de bescherming van de jeugd

20

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met zijn partner en uitsluitend meerderjarige kinderen

21

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met zijn partner en uitsluitend meerderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten

22

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met zijn partner en uitsluitend meerderjarige kinderen en anderen

23

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met zijn partner en uitsluitend meerderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten en anderen

24

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met uitsluitend meerderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten

25

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met uitsluitend meerderjarige kinderen en anderen

26

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met uitsluitend meerderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten en anderen

27

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen

28

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en meerdere kinderen onder wie ten minste één ongehuwd minderjarig kind

29

vanaf 01/01/2005

De  begunstigde woont uitsluitend samen met één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen

30

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met meerdere kinderen onder wie ten minste één ongehuwd minderjarig kind

31

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten

32

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen en anderen

33

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten en anderen

34

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en meerdere kinderen onder wie tenminste één ongehuwd minderjarig kind en bloed- of aanverwanten                                                  

35

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en meerdere kinderen onder wie tenminste één ongehuwd minderjarig kind en anderen

36

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met zijn partner en meerdere kinderen onder wie tenminste één ongehuwd minderjarig kind en bloed- of aanverwanten en anderen

37

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten 

38

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen en anderen

39

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met één of meerdere ongehuwde minderjarige kinderen en bloed- of aanverwanten en anderen

40

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met meerdere kinderen onder wie tenminste één ongehuwd minderjarig kind en bloed- of aanverwanten

41

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met meerdere kinderen onder wie tenminste één ongehuwd minderjarig kind en anderen          

42

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont uitsluitend samen met meerdere kinderen onder wie tenminste één ongehuwd minderjarig kind en bloed- of aanverwanten en anderen

43

 

vanaf 01/01/2005

De begunstigde woont samen met tenminste één ongehuwd minderjarig kind en een partner die niet voldoet aan de voorwaarden van categorie E

44

vanaf 30/03/2007

Dakloze met GPMI om cat. B te bekomen (cat. A à cat. B)

Verplicht.

  • Het OCMW duidt aan in welk register van het Nationaal Register de begunstigde ingeschreven is.
  • De volgende codes zijn mogelijk:

0

Ingeschreven in het bevolkingsregister

1

Ingeschreven in het vreemdelingenregister

3

Noch in het bevolkingsregister, noch in het vreemdelingenregister ingeschreven of ingeschreven op een referentieadres

Verplicht.

  • De volgende codes zijn mogelijk:

0

De begunstigde is NIET een persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient

1

De begunstigde is een persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient

  • Deze rubriek is van belang voor de verhoogde toelage van 100% gedurende een periode van ten hoogste twee jaar wanneer het leefloon wordt toegekend aan een rechthebbende die zijn hoedanigheid van dakloze verliest.

Verplicht.

  • De volgende codes zijn mogelijk:

0

De begunstigde heeft geen studiebeurs

1

De begunstigde heeft een studiebeurs

2

De begunstigde en partner hebben een studiebeurs

3

De begunstigde en partner hebben geen studiebeurs

4

De begunstigde heeft een studiebeurs en partner heeft geen studiebeurs

5

De begunstigde heeft geen studiebeurs en partner heeft wel een studiebeurs

In de applicatie Novaprima, wordt een controle uitgevoerd met de rubriek “feitelijke leefsituatie” (punt 12).

Voor de codes 0 en 1, volstaat het om categorie A (samenwonende) of B (alleenstaande) te vermelden, naargelang de situatie in de rubriek “feitelijke leefsituatie”.

Ofwel één van volgende codes:

Categorie A: 1, 3, 4, 9, 10, 11, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 44.

Categorie B: 12, 17, 18, 19, 44.

Voor de codes 2,3,4 of 5, volstaat het om categorie E te vermelden in de rubriek “feitelijke leefsituatie”.

Ofwel één van volgende codes: 17, 18, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44. 

Verplicht voor categorie E.

  • Het OCMW vult het INSZ-nummer (Identificatienummer Sociale Zekerheid) van de partner in.

Enkel invullen als het van toepassing is.

Type: aanvrager / partner

Het OCMW vult het type van de tewerkstelling van de aanvrager / partner in het kader van artikel 60, § 7 in.

•       De volgende codes zijn mogelijk:

1 Tewerkstelling met het oog op werkervaring
2 Tewerkstelling met het oog op het bekomen van volledige sociale uitkeringen
3 Tewerkstelling met het oog op werkervaring (contract aangevat vanaf 01/01/2017)
4 Tewerkstelling met het oog op het oog op het bekomen van volledige sociale uitkeringen (contract aangevat vanaf 01/01/2017)
5 Tewerkstelling met het oog op werkervaring (contract aangevat vanaf 01/01/2020 in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest)
6 Tewerkstelling met het oog op het oog op het bekomen van volledige sociale uitkeringen (contract aangevat vanaf 01/01/2020 in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest)

        

Codes 1 en 2 zullen gecontroleerd worden zoals dit nu het geval is.

Codes 3 en 4 zullen specifieke regels hebben voor het Vlaamse Gewest (toepassing van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) van CAO nr. 43. Op dit moment bedraagt dit op jaarbasis 22.141,71 € in plaats van de leefloon categorie E). De leeftijd van de begunstigde komt niet meer in aanmerking (geen meer supplement van 25%).

Codes 1 en 2 worden niet meer gebruikt vanaf 01/01/2020 (enkel in Vlaanderen).

  • Brusselse OCMW’s

1/ Voltijdse inschakelingsbetrekking (artikel 60§7)

Bij onze maandelijkse betalingen aan de Brusselse OCMW’s zal een nieuw begrotingsartikel worden aangemaakt om de betalingen van een nieuwe overeenkomst te scheiden van die van een vroegere.

De vroegere voltijdse overeenkomsten art.60 zullen nog steeds betaald worden op begrotingsartikel 116, terwijl de nieuwe zullen betaald worden op het nieuwe begrotingsartikel 137 dat als titel zal hebben: “Voltijdse inschakelingsbetrekking (art.60)”.

De subsidie zal beperkt worden tot het bedrag van categorie 3 en zal betaald blijven worden naar rato van het aantal kalenderdagen in de maand.

Codes 1 & 2 zullen nog gebruikt kunnen worden tot 31/12/2021 voor de vroegere overeenkomsten gesloten vóór 01/01/2020.  Na 01/01/2022 zullen deze codes niet meer gebruikt kunnen worden.

2/ Deeltijdse inschakelingsbetrekking (artikel 60§7)

Het supplement van 25 % voor - 25-jarigen wordt eveneens afgeschaft en dit voor de nieuwe deeltijdse overeenkomsten die worden ondertekend vanaf 01/01/2020.

Hier zullen de codes die werden toegevoegd aan de rubriek “soort tewerkstelling art. 60” het ook mogelijk maken om een onderscheid te maken tussen de vroegere en de nieuwe overeenkomsten. De vroegere overeenkomsten zullen nog steeds gesubsidieerd worden zoals voorheen (500 Euro of eventueel 625 Euro bij - 25-jarigen).

De maximumduur van de nieuwe overeenkomsten zal niet meer dan 1 jaar (6 maanden en 1 keer hernieuwbaar) mogen bedragen.

De vroegere deeltijdse overeenkomsten art.60 zullen nog steeds betaald worden op begrotingsartikel 115, terwijl de nieuwe zullen betaald worden op het nieuwe begrotingsartikel 138 dat als titel zal hebben: “Deeltijdse inschakelingsbetrekking (art.60)”.

De unieke premie van 500 Euro zal eveneens worden afgeschaft en vervangen worden door het bedrag van categorie 3 dat zal gedeeld worden door het arbeidsstelsel en vervolgens betaald worden naar rato van het aantal kalenderdagen in de maand.

      Uurregeling: Aanvrager / partner

  • Het OCMW duidt aan in welke uurregeling de aanvrager / partner tewerkgesteld is in het kader van artikel 60, §7.
  • De volgende codes zijn mogelijk:

1

De uurregeling van de tewerkstelling is halftijds

2

De uurregeling van de tewerkstelling is meer dan halftijds en minder dan voltijds

3

De uurregeling van de tewerkstelling is voltijds

      Plaats van tewerkstelling: aanvrager / partner

  1. Het OCMW duidt aan op welke plaats de aanvrager / de partner tewerkgesteld is in het kader van artikel 60, §7
  2. De volgende codes zijn mogelijk:

01

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in het OCMW zelf

02

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in de gemeente bediend door het OCMW zelf

03

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een ander OCMW.

04

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een gemeente bediend door een ander OCMW.

05

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een vzw met een sociaal doel.

06

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een vzw met een cultureel doel.

07

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een vzw met een ecologisch doel.

08

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een intercommunale met een sociaal doel.

09

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een intercommunale met een cultureel doel.

10

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een intercommunale met een ecologisch doel.

11

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een vennootschap met een sociaal oogmerk zoals bedoeld in artikel 164bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.

12

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een vereniging waarvan sprake in hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s.

13

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een openbaar ziekenhuis dat van rechtswege aangesloten is bij de RSZPPO.

14

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een openbaar ziekenhuis dat van rechtswege aangesloten is bij de RSZ.

15

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in een initiatief dat door de minister bevoegd voor sociale economie is erkend.

16

De aanvrager / partner is tewerkgesteld bij een partner die met het OCMW een overeenkomst heeft afgesloten in kader van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's.

17

De aanvrager / partner is tewerkgesteld op een andere plaats.

18

De aanvrager / partner is tewerkgesteld in de privésector buiten het kader van een overeenkomst artikel 61

Enkel invullen als het van toepassing is.

Soort integratie: aanvrager / partner

  1. In deze rubriek wordt ingevuld of de socio-professionele integratie een tewerkstelling of een beroepsopleiding betreft, en of ze tot stand gebracht is op initiatief van de aanvrager / partner zelf, door toedoen van het OCMW, door toedoen van de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling of door toedoen van personen, instellingen of diensten waarmee het OCMW een overeenkomst heeft afgesloten.
  2. De volgende codes zijn mogelijk:

1

Het OCMW verstrekt de opleiding of de tewerkstelling

2

Het OCMW is bemiddelaar voor tewerkstelling

3

Het OCMW is bemiddelaar voor beroepsopleiding

4

Bemiddeling van de Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling met het oog op een tewerkstelling

5

Bemiddeling van de Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling met het oog op een beroepsopleiding

6

Bemiddeling van een derde waarmee het OCMW een overeenkomst heeft afgesloten met het oog op een tewerkstelling

7

Bemiddeling van een derde waarmee het OCMW een overeenkomst heeft afgesloten met het oog op een beroepsopleiding

8

Tewerkstelling of beroepsopleiding op initiatief van de aanvrager / partner zelf

Enkel invullen als het van toepassing is.

Soort integratie: aanvrager / partner

  1. In deze rubriek wordt ingevuld of de socio-professionele integratie een tewerkstelling of een beroepsopleiding betreft, en of ze tot stand gebracht is op initiatief van de aanvrager / partner zelf, door toedoen van het OCMW, door toedoen van de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling of door toedoen van personen, instellingen of diensten waarmee het OCMW een overeenkomst heeft afgesloten.
  2. De volgende codes zijn mogelijk:

1

Het OCMW verstrekt de opleiding of de tewerkstelling

2

Het OCMW is bemiddelaar voor tewerkstelling

3

Het OCMW is bemiddelaar voor beroepsopleiding

4

Bemiddeling van de Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling met het oog op een tewerkstelling

5

Bemiddeling van de Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling met het oog op een beroepsopleiding

6

Bemiddeling van een derde waarmee het OCMW een overeenkomst heeft afgesloten met het oog op een tewerkstelling

7

Bemiddeling van een derde waarmee het OCMW een overeenkomst heeft afgesloten met het oog op een beroepsopleiding

8

Tewerkstelling of beroepsopleiding op initiatief van de aanvrager / partner zelf

Enkel invullen als het van toepassing is.

Soort integratie: aanvrager / partner

  1. De volgende codes zijn mogelijk:

1

De aanvrager / partner volgt een opleiding georganiseerd door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (geldig tot en met 31/10/2016)

2

De aanvrager / partner volgt een opleiding georganiseerd door een instelling die een overeenkomst heeft afgesloten met het OCMW (geldig tot en met 31/10/2016)

3

De aanvrager / partner werkt bij het OCMW (geldig tot en met 31/10/2016)

4

De aanvrager / partner werkt bij een instelling in het kader van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 (geldig tot en met 31/10/2016)

5

De combinatie van 1 of 2 met 3 of 4 (geldig tot en met 31/10/2016)

6

Het contract voldoet niet aan de voorwaarde van de duur voor de verhoogde toelage (geldig tot en met 31/10/2016)

7

Ander soort integratiecontract (geldig tot en met 31/10/2016)  

8

Geen integratiecontract omwille van gezondheids-of billijkheidsredenen

9

De aanvrager / partner die een studie met voltijds leerplan aanvat, hervat of verderzet in een door de gemeenschappen erkende, georganiseerde of betoelaagde onderwijsinstelling

10

 

11

12

15

16

17

18

19

20

 De aanvrager / partner is een student met voltijds leerplan die ook een inkomen uit tewerkstelling heeft (combinatie van code 9 met code 3 of 4 of 5)

Algemeen GPMI 

Algemeen GPMI gemeenschapsdienst  afgeschaft op 1/10/2018

GPMI student gemeenschapsdienst  afgeschaft op 1/10/2018

GPMI student gemeenschap tewerkgesteld  afgeschaft op 1/10/2018

 Algemeen GPMI + verlenging

Algemeen GPMI gemeenschapsdienst + verlenging  afgeschaft op 1/10/2018

 Algemeen GPMI tweede kans

 Algemeen GMPI gemeenschapsdienst tweede kans  afgeschaft op 1/10/2018

Enkel de codes 12,15,16,18 en 20 gaan over het GPMI gemeenschapsdienst. Zoals beschreven in punt 1.4.1. van de omzendbrief, dienen de GPMI’s met gemeenschapsdienst herzien te worden. De code moet aangepast worden op het ogenblik dat het GPMI zal herzien worden.

 

De codes 12,15,16,18,en 20 zullen nog tijdelijk beschikbaar zijn. Tijdens de overgangsperiode zoals vermeld in punt 1.4.1 van de omzendbrief zullen de codes 12,15,16,18 en 20 geblokkeerd worden vanaf 1/10/2018.

 

De codes dienen niet aangepast te worden voor het verleden.

  • De code 9 en de code 10 in bovenstaande tabel wordt gebruikt om integratieprojecten afgesloten met studenten aan te duiden die recht geven op een verhoging met 10% van de toelage gedurende de looptijd van het integratiecontract op voorwaarde dat het OCMW beroep doet op de terugvorderingsmogelijkheid bij de ouders, tenzij het OCMW hiervan afziet om billijkheidsredenen.
  • De codes 6, 7 en 8 in bovenstaande tabel worden gebruikt om integratieprojecten aan te duiden die geen recht geven op de verhoogde toelage aan 70%.
  • In het formulier B dienen 3 rubrieken ingevuld te worden:
    1° rubriek “studiebeurs” (code 1 tot 5) – zie hiervoor het punt 15
    2° rubriek GPMI (vul code 10 in)
    OPGELET: de beroepsinkomsten van de student moeten ingevuld worden in de rubriek “beroepsinkomen” en niet in de rubriek “beroepsinkomen met toepassing art 35”.
    BELANGRIJKE OPMERKING:
    Voor de toepassing van de vrijstelling voor student SPI (art. 35§2 van het Koninklijk Besluit van 11/7/2002), mag de code 10 enkel ingevuld worden vanaf wanneer het OCMW een GPMI met de betrokkene heeft afgesloten.
    Art. 35. § 1. { Teneinde de sociaal-professionele integratie van de leefloonbegunstigde die begint te werken of die een beroepsopleiding aanvat of voortzet te bevorderen, worden de hieruit verworven netto-inkomsten in aanmerking genomen onder aftrek van een bedrag van 244,03 EUR per maand voor een totale periode van drie jaar. Het voordeel van deze vrijstelling gaat in de eerste dag van deze activiteit. Dit voordeel wordt opgeschort voor de perioden tijdens dewelke de persoon er geen aanspraak kan op maken, en kan in voorkomend geval worden samengeteld tijdens een periode die zes jaar later afloopt. }
    (vervangen – KB 25/04/2014 - BS 01/07/2014)
    In afwijking van het eerste lid, wanneer de inkomsten worden opgeleverd door een artistieke activiteit waarvan de prestaties onregelmatig zijn, bedraagt het vrijgesteld bedrag 2986,79 EUR per jaar (01/07/2019). In dat geval begint de berekening van de vrijstellingsperiode van drie jaar te lopen op de eerste dag waarop de persoon een inkomen krijgt van zijn artistieke activiteit.Wordt als artistieke activiteit beschouwd : de creatie en vertolking van artistieke werken, inzonderheid op het vlak van de audiovisuele en beeldende kunsten, de muziek, de literatuur, het spektakelbedrijf, het decorontwerp en de choreografie.
     
    § 2. Teneinde het opdoen van beroepservaring van de jongeren bedoeld in artikel 11, § 2, a), van de wet te bevorderen en om hun zelfstandigheid te stimuleren, worden de netto-inkomsten verworven door tewerkstelling in aanmerking genomen onder aftrek van een bedrag van 69,42 EUR per maand (01/07/2019) voor de jongeren die genieten van een studiebeurs en van een bedrag van 248,90 EUR per maand (01/07/2019) voor de jongeren die hiervan niet genieten. Deze aftrek  geldt  gedurende  de periode  dat een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie is afgesloten.
     
    Deze aftrek is van toepassing gedurende de periode waarop een GPMI werd opgemaakt.

Enkel invullen als het van toepassing is.

Type: Aanvrager / partner

  1. In deze rubriek wordt aangeduid om welke vorm van tewerkstelling het gaat en welk uurrooster van toepassing is.
  2. De volgende codes zijn mogelijk:

01

Banenplanuitkering

02

Doorstromingsprogramma met minstens halftijdse uurregeling

03

Doorstromingsprogramma met minstens halftijdse uurregeling en voorheen gewerkt in een PWA

04

Doorstromingsprogramma met minstens drie vierden uurregeling

05

Doorstromingsprogramma met minstens drie vierden uurregeling en voorheen gewerkt in een PWA

06

Doorstromingsprogramma met minstens vier vijfden uurregeling

07

Doorstromingsprogramma met minstens vier vijfden uurregeling en voorheen gewerkt in een PWA

08

Doorstromingsprogramma met minstens halftijdse uurregeling en werkloosheidscijfer gemeente 20% hoger dan gemiddelde Gewest

09

Doorstromingsprogramma met minstens vier vijfden uurregeling en werkloosheidscijfer gemeente 20% hoger dan gemiddelde Gewest

10

Erkende arbeidsposten met minstens halftijdse uurregeling

11

Erkende arbeidsposten met minstens vier vijfden uurregeling

12

In sociaal inschakelingsinitiatief (SINE-activering) met minstens halftijdse uurregeling

13

Sociaal inschakelingsinitiatief (SINE-activering) met minstens vier vijfden uurregeling

14

Invoeginterim

15

Het Activaplan

16

 Activaplan PVP – jonger dan 45 jaar

17

 Activaplan PVP – vanaf 45 jaar

18

Sociaal inschakelingsinitiatief (SINE-maatregel) vanaf 01/01/2004

19

 Combinatie van activeringen (SINE/Activaplan/Doorstromingsprogramma)

  • Vanaf 01/01/2017 zijn codes 12,13 en 18 nog enkel van toepassing voor Vlaanderen
  • De maatregelen aangeduid door de codes 4 en 5 kunnen maar toegepast worden voor aanwervingen die gebeurd zijn voor 1 januari 1999. De codes 4 en 5 kunnen na 1 oktober 2002 enkel gebruikt worden voor de lopende beslissingen.
  • De codes 1, 10 en 11 kunnen na 1 januari 2002 enkel gebruikt worden voor de lopende beslissingen daar het Activaplan in de plaats treedt van de banenplanuitkering en de erkende arbeidsposten.
  • Dezelfde code die van toepassing is bij het begin van de tewerkstelling, blijft van toepassing zolang de maatregel toegepast wordt.
  • De maatregelen SINE en DSP worden afgeschaft :

    op 1/01/2019 met overgangsmaatregelen via manuele validering voor de Duitstalige Gemeenschap ;

    op 01/01/2021 stopgezet zonder overgangsmaatregelen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Enkel invullen als het van toepassing is.

Deze maatregel is niet meer van toepassing voor de Waalse OCMW ‘s met uitzondering van de 9 Duitstalige OCMW ’s

Type: Aanvrager / Partner

  • De partnerschapovereenkomst is een nieuwe maatregel waarbij het OCMW een partnerschap aangaat met de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en / of een of meerdere door die dienst erkende partner(s) om een gerechtigde op individuele basis te begeleiden naar een tewerkstelling in de reguliere arbeidsmarkt.
  • De volgende codes zijn mogelijk:

1

 Individuele begeleiding van minstens 50 uren

2

Individuele begeleiding van minstens 100 uren

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Dit is het jaarlijks beroepsinkomen zonder toepassing van de vrijstelling van artikel 35.
  • Voor een artiest is dit het jaarlijks beroepsinkomen zonder toepassing van de vrijstelling artistieke activiteit.

Het OCMW vult in deze rubriek dus het nettoloon x 12 (jaarbedrag) in.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Dit is het jaarlijks beroepsinkomen waarop de vrijstelling van artikel 35 zal toegepast worden. Het OCMW vult in deze rubriek het nettoloon x 12 (jaarbedrag) in.

    Het informaticaprogramma van de POD Maatschappelijke Integratie maakt dan de berekening. Het informaticaprogramma van de POD Maatschappelijke Integratie trekt de vrijstelling artikel 35 (= SPI) van het nettoloon af.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Dit is het jaarlijks beroepsinkomen waarop de vrijstelling artistieke activiteit zal toegepast worden.

                     De rubriek Inkomen in het kader van een artistieke activiteit partner geldt voor de nieuwe categorie E.

                      Het OCMW vult in deze rubriek het nettoloon x 12 (jaarbedrag) in.

       Het informaticaprogramma van de POD Maatschappelijke Integratie maakt dan de berekening. Het informaticaprogramma van de POD Maatschappelijke Integratie trekt de vrijstelling artistieke activiteit van het nettoloon af.

  • Wordt als artistieke activiteit beschouwd: de creatie en vertolking van artistieke werken, inzonderheid op het vlak van de audiovisuele en beeldende kunsten, de muziek, de literatuur, het spektakelbedrijf, het decorontwerp en de choreografie.

Enkel invullen als het van toepassing is

  • Het bedrag dat in deze rubrieken dient te worden ingevuld, is telkens het nettobedrag op jaarbasis.
  • Voor de categorie E, moet de som van de uitkeringen van de begunstigde en de partner worden ingevuld.

a) Wachtvergoeding

•     Dit is de specifieke uitkering die door de RVA wordt toegekend aan jonge werklozen die na een wachttijd deze wachtvergoeding ontvangen.

b) Werkloosheidsuitkering

•     Dit zijn de uitkeringen die door de RVA worden toegekend aan werklozen, met uitzondering van de wachtvergoedingen, die in rubriek “Wachtvergoeding” worden ondergebracht.

c) Ziekte- / invaliditeitsuitkering.

  • Dit zijn de uitkeringen die ingeval van ziekte of invaliditeit worden toegekend door specifieke overheidsdiensten.

d) Gezinsbijslag

  • Dit is de gezinsbijslag ten gunste van de leefloongerechtigde en door hem ontvangen. Wanneer een aanvraag voor het leefloon wordt ingediend door een jonge meerderjarige die zelf de gezinsbijslag trekt (hij is bijvoorbeeld gehuwd en heeft een afzonderlijk domicilie), moet men rekening houden met de gezinsbijslag die de begunstigde rechtstreeks trekt.

e) Buitenlandse sociale uitkeringen

  • Dit zijn alle uitkeringen die een begunstigde ontvangt op basis van zijn rechten op sociale zekerheid vanuit het buitenland.

f) Rust- & overlevingspensioen

  • Het betreft hier het gewoon pensioen dat aan de begunstigde wordt toegekend.

g) Gewaarborgd inkomen bejaarden / IGO

  • Deze uitkering onderscheidt zich van het gewone rust- en overlevingspensioen.

h) Toelage gehandicapten

  • Deze rubriek wordt ingevuld indien de begunstigde een toelage voor gehandicapten ontvangt.

i) Varia

  • Deze rubriek omvat de verschillende in aanmerking genomen bestaansmiddelen die wegens hun aard in geen van de vorige rubrieken ondergebracht konden worden.

Ter informatie : De uitkeringen van de rubriek 34 worden automatisch geïndexeerd aan 2% in geval van indexering van de bedragen van de categorieën. Als de indexering van 2% van deze bedragen overeenkomt met wat de persoon ontvangt, moet het formulier B niet worden teruggestuurd op datum van de indexering. Het oude formulier blijft geldig.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • In deze rubriek wordt het jaarlijks totaalbedrag vermeld dat bekomen wordt na de berekening overeenkomstig artikel 25 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002.

Het OCMW dient zelf die berekening uit te voeren overeenkomstig de omzendbrief inzake de berekeningswijze van de bestaansmiddelen van de dienst OCMW-Reglementering.

  • Het OCMW vult dus het resultaat van de berekening in deze rubriek in.
  • Voor de categorie E, moet de som van het resultaat van de berekening van de begunstigde en het resultaat van de berekening van de partner worden ingevuld.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • In deze rubriek wordt het jaarlijks totaalbedrag vermeld dat bekomen wordt na de berekening overeenkomstig artikel 25 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002. Het OCMW dient zelf die berekening uit te voeren overeenkomstig de omzendbrief inzake de berekeningswijze van de bestaansmiddelen van de dienst OCMW-Reglementering. 
  • Het OCMW vult dus het resultaat van de berekening in deze rubriek in.
  • Voor de categorie E, moet de som van het resultaat van de berekening van de begunstigde en het resultaat van de berekening van de partner worden ingevuld.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het OCMW dient zelf de berekening uit te voeren overeenkomstig de omzendbrief inzake de berekeningswijze van de bestaansmiddelen van de dienst OCMW – Reglementering.
  • Het OCMW vult dus het resultaat van de berekening in deze rubriek in.
  • Voor de categorie E, moet de som van het resultaat van de berekening van de begunstigde en het resultaat van de berekening van de partner worden ingevuld.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het betreft hier het bedrag op jaarbasis van het onderhoudsgeld dat daadwerkelijk door de begunstigde wordt ontvangen in eigen voordeel.
  • Voor de categorie E, gaat het om de som van het onderhoudsgeld van de begunstigde en de Partner.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Artikel 33 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 bepaalt dat de kosten verbonden aan de huisvesting, die de hoofdverblijfplaats van de aanvrager is, in acht worden genomen als inkomen van de aanvrager op voorwaarde dat ze ten laste worden genomen door een derde met wie hij niet samenwoont.
  • Maaltijden kunnen niet meer als voordelen in natura in aanmerking worden genomen.
  • Voor de categorie E, gaat het om de som van de voordelen in natura van de begunstigde en de partner.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het betreft hier onder andere de rente gestort door een verzekeringsmaatschappij. Het is het bedrag op jaarbasis dat dient ingevuld te worden.
  • Voor de categorie E, gaat het om de som van de niet-gekapitaliseerde rente van de begunstigde en de partner.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Deze rubriek omvat de verschillende in aanmerking genomen bestaansmiddelen die wegens hun aard in geen van de vorige rubrieken ondergebracht konden worden.  Het totaalbedrag op jaarbasis van al die “andere” bestaansmiddelen wordt hier ingevuld.
  • Voor de categorie E, gaat het om de som van die “anderen” bestaansmiddelen van begunstigde en partner.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • In deze rubriek dient het totaalbedrag op jaarbasis ingeschreven te worden van de samenwonende(n) waarvan de bestaansmiddelen in aanmerking genomen worden en die het bedrag bepaald voor de categorie A (samenwonende) overschrijden. De informaticatoepassing van het federaal ministerie zal immers zelf de berekening maken voor ieder van bovenvermelde samenwonenden van de fictieve aanrekening van het bedrag voor de categorie “samenwonende”.
  • Artikel 34 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 stelt drie mogelijkheden van samenwoning vast:

Eerste mogelijkheid: artikel 34, § 1: samenwonen van de begunstigde in een feitelijk gezin. Als feitelijk gezin worden beschouwd twee personen die als koppel samenleven.

Regel: Het OCMW moet het gedeelte van de bestaansmiddelen van de samenwonende dat het bedrag bepaald voor de categorie A overschrijdt, in aanmerking nemen.

Voorbeeld: Een man en een vrouw vormen een feitelijk gezin. De man vraagt het leefloon aan; de bestaansmiddelen van de vrouw bedragen 4.957 EUR per jaar. Het OCMW moet die bestaansmiddelen in aanmerking nemen en schrijft het bedrag van 4.957 EUR in rubriek “Samenwonende(n): Bestaansmiddelen”.

      Berekening uitgevoerd door de informaticatoepassing:

                  4.957 EUR - 4.400 EUR = 557 EUR

      Het bedrag van 557 EUR is het bedrag van de in aanmerking genomen bestaansmiddelen.

Tweede mogelijkheid: artikel 34, §2: samenwoning van de begunstigde met

  • één of meer meerderjarige ascendenten
  • en/of descendenten van de eerste graad (zoon, dochter).

Regel: Het OCMW kan van ieder van voormelde personen het bedrag van de bestaansmiddelen dat het bedrag van het leefloon voor de categorie A overschrijdt, geheel of gedeeltelijk in aanmerking nemen. Het OCMW beslist autonoom welk bedrag het in aanmerking neemt van de bestaansmiddelen dat het bedrag van het leefloon voor de categorie A overschrijdt.

Voorbeeld: De begunstigde woont samen met drie kinderen A, B en C.

  • A is zoon 1 en verdient 4.957 EUR
  • B is zoon 2 en verdient 2.478 EUR
  • C is dochter en verdient 3.155 EUR

De enige persoon van wie de bestaansmiddelen het bedrag van het leefloon voor categorie A (een samenwonende) overschrijden, is A (zoon 1). Als het OCMW opteert voor het in aanmerking nemen van de bestaansmiddelen van zoon 1, dan wordt het bedrag van 4.957 EUR ingeschreven in rubriek “Samenwonende(n): Bestaansmiddelen”. De bestaansmiddelen van B (zoon 2) en C (dochter) zijn lager dan het leefloon voor categorie A (samenwonende).

        Berekening van de informaticatoepassing:

                                              4.957 EUR - 4.400 EUR = 557 EUR

Derde mogelijkheid: artikel 34, §3: alle andere gevallen van samenwoning met personen die geen aanspraak maken op het genot van de wet.

Regel: Het OCMW neemt de bestaansmiddelen van die personen niet in aanmerking.

Voorbeeld: De aanvrager van het leefloon woont samen met zijn broer, die 4.957 EUR verdient. Bij het berekenen van de bestaansmiddelen van de begunstigde wordt hier op geen enkele manier rekening mee gehouden.

Enkel invullen als het van toepassing is.

In deze rubriek moet het aantal samenwonenden vermeld worden waarvan de bestaansmiddelen werkelijk in aanmerking werden genomen. Dit getal moet de informaticatoepassing van de POD Maatschappelijke integratie in staat stellen de vereiste berekening te maken.
 
Sinds 24/01/2019, is het informaticaprogramma aangepast.
Er werd een nieuw veld “aantal samenwonenden in categorie E” toegevoegd.
Dit dient om het aantal samenwonenden in categorie A, evenals het aantal samenwonenden in categorie E door te geven zodat het programma de correcte berekening kan maken.
 
Voorbeeld van berekening:
Iemand met Cat A op 01/12/2018:
Basisbedrag Cat A: 7.284,12
Basisbedrag Cat E: 15057,85
Met: 40.000 € aan inkomsten samenwonenden
1 samenwonende in categorie A + 2 samenwonenden in categorie E
Berekening als volgt: 7284,12 (basis Cat A) – 40.000 (inkomsten samenw.) + (7.284,12*1) +  (15.057,85*2) + 155 = 4.838,94

 
De softwarefirma’s van de OCMW’s worden verzocht de programma’s aan te passen aan de invoering van dit nieuw veld.

Voorbeeld van registratie in het informaticaprogramma:

Situatie: Het gezin is samengesteld uit de ouders en twee meerderjarige kinderen en vraagt het leefloon aan.

De ouders hebben beiden inkomens: € 12.723,36 voor de vader en € 14.941,68 voor de moeder. Het totaal van de bestaansmiddelen van het koppel per jaar is gelijk aan 27.665,04 €.

- Op hoeveel kunnen de meerderjarige kinderen aanspraak maken?
Aangezien er twee ouders zijn, moeten twee bedragen samenwonenden worden afgetrokken van het totaal van de bestaansmiddelen.

- 12.723,36 € + 14.941,68 € = 27.665,04 €

- 2 x bedrag samenwonende (7.429,80 €) = 14.859,60 €

- 27.665,04 € - 14.859,60 € = 12.805,44 €
Dit bedrag vormt de bestaansmiddelen waarmee het OCMW geheel of gedeeltelijk rekening mee kan houden.

1. Wanneer het OCMW beslist om het geheel van de bestaansmiddelen in rekening te nemen:

⚠ Aangezien er twee kinderen zijn die de aanvraag doen, moet deze som over twee hoofden worden verdeeld, ofwel:

- 12.805,44 €/2 = 6.402,72 €, wat de maximale bestaansmiddelen uitmaakt die in rekening moeten worden genomen voor de berekening van het LL uit hoofde van de aanvrager.

=> Bedrag samenwonende – bestaansmiddelen die men in rekening neemt + 155

=> 7.429,80 € – 6.402,72 € + 155 = 1182,08 €/ jaar, ofwel 98,51 €/maand
 

- Hoe registreren in de informaticatoepassing?
Per aanvrager moet een bedrag samenwonende worden gevraagd.
In de rubriek aantal samenwonenden, vermeld je (2) categorie A (de vader en de moeder).

In de rubriek bestaansmiddelen samenwonende vermeld je de bestaansmiddelen die in rekening moeten worden genomen voor de berekening van het LL uit hoofde van de aanvrager, hetzij:

- 6.402,72€ + 2x het bedrag samenwonende (14.859,60 €) = 21.262,32 € te vermelden in de rubriek “bestaansmiddelen samenwonende”.
 

2. Wanneer het OCMW beslist om slechts een gedeelte van de bestaansmiddelen in rekening te nemen:


⚠ Aangezien er twee kinderen zijn die de aanvraag doen, moet deze som over twee hoofden worden verdeeld, ofwel:

- 12.805,44 €/2 = 6.402,72 €, wat de maximale inkomens uitmaakt die in rekening moeten worden genomen voor de berekening van het LL uit hoofde van de aanvrager. Wanneer het OCMW beslist om slechts een gedeelte van de bestaansmiddelen in rekening te nemen: Wij nemen als voorbeeld 5.000€

=> Bedrag samenwonende – bestaansmiddelen die men in rekening neemt + 155

=> 7.429, 80€ –  5.000€ + 155 = 2.584, 80 €/ jaar, ofwel 215, 40€/maand
 

- Hoe registreren in de informaticatoepassing?
Per aanvrager moet een bedrag samenwonende worden gevraagd.
In de rubriek aantal samenwonenden, vermeld je (2) categorie A (de vader en de moeder).

In de rubriek bestaansmiddelen samenwonende vermeld je de bestaansmiddelen die in rekening moeten worden genomen voor de berekening van het LL uit hoofde van de aanvrager, hetzij:

- 5.000 € + 2x het bedrag samenwonende (14.859, 60€) = 19.859, 60€ te vermelden in de rubriek “bestaansmiddelen samenwonende”.

Verplicht.

  • In deze rubriek(en) vult het OCMW de duur van de beslissing in. Tegelijkertijd is dit de geldigheidsduur van het formulier B. Deze vangt aan vanaf de datum van invoegetreding van het formulier.
  • Het staat het OCMW vrij te bepalen onder welke vorm (maanden, weken of dagen) het de beslissing overmaakt. Dat is de reden waarom elke van de hieronder besproken rubrieken als niet verplicht (enkel invullen als het van toepassing is) zijn aangeduid. Het OCMW is echter wel verplicht minstens één van de rubrieken van onderverdeling van duur te kiezen.

Maanden

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het OCMW vult de duur van de beslissing tot toekenning van maatschappelijke integratie in (indien deze uit te drukken is in maanden).

Weken

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het OCMW vult de duur van de beslissing tot toekenning van maatschappelijke integratie in (indien deze uit te drukken is in weken)

Dagen

Enkel invullen als het van toepassing is..

  • Het OCMW vult de duur van de beslissing tot toekenning van maatschappelijke integratie in (indien deze uit te drukken is in dagen).

Combinatie van maanden, weken en dagen

  • De duur kan ook aangegeven worden door een combinatie van maanden, weken en dagen. Daarbij mag niet uit het verloren worden dat maanden een variabele duur hebben en weken en dagen vanzelfsprekend niet. Eén maand heeft de duur van het aantal dagen van de maand waarin de begindatum valt.
    • Bijvoorbeeld :
      • een beslissing van 1 maand die aanvangt op 3 januari loopt tot en met 2 februari.
      • een beslissing van 1 maand die aanvangt op 28 februari loopt tot en met 27 maart

Verplicht.

  • Deze datum valt samen met de datum van de zitting waarin het OCMW zijn beslissing tot toekenning, herziening of verlenging van het leefloon heeft genomen.

Enkel invullen als het van toepassing is.

Het gaat hier om het aanvullend leefloon of het gewoon jaarlijks bedrag leefloon. Er is recht op aanvullend leefloon wanneer het in aanmerking te nemen bedrag van de bestaansmiddelen lager is dan het bedrag van het leefloon volgens categorie A, B of E.

  • Het gaat om het daadwerkelijk aan de begunstigde toegekende jaarbedrag op de datum van invoegetreding van de beslissing. Dit bedrag moet door het OCMW zelf berekend worden, rekening houdend met de bestaansmiddelen en de aftrek vermeld in artikel 22 § 2 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002.
  • Het aldus door het OCMW opgegeven bedrag is een controlemiddel voor de behandeling van de gegevens door de informaticatoepassing van de POD Maatschappelijke Integratie. Indien het opgegeven bedrag fout is, zal het formulier B worden geweigerd.

Enkel invullen als het van toepassing.

Het gaat hier om de installatiepremie.

  • Het gaat hier om de toekenning van een verhoogd leefloon aan een persoon die dakloos was of die bestendig verbleef in een openluchtrecreatief verblijf of een weekendverblijf omdat hij niet in staat was om over een andere woongelegenheid te beschikken en die dit verblijf effectief verlaat om een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient. Sinds 1 januari 1997 kan deze verhoging slechts eenmaal in het leven worden toegekend; er zal bijgevolg een foutcode worden opgegeven indien een OCMW een beslissing doorstuurt voor een begunstigde die reeds eerder dit bedrag ontving (ook al gebeurde dit in een ander OCMW).
  • In tegenstelling tot de andere bedragen die op het formulier B worden ingevuld, en waar telkens op jaarbasis wordt gewerkt, gaat het hier steeds om het maandbedrag dat voor categorie E van toepassing is en dit ongeacht de werkelijke categorie van de begunstigde.

Enkel invullen als het van toepassing is.

Het gaat om het jaarbedrag van de toelage die voorzien is voor de tewerkstelling van de begunstigde in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976.

  • Indien het gaat om een minimaal halftijdse en minder dan voltijdse tewerkstelling, vult het OCMW 6.000 EUR (500 EUR/per maand X 12) in.
  • Indien het gaat om een voltijdse tewerkstelling, vult het OCMW het jaarbedrag van categorie E leefloon in. (oud traject)
  • Als begunstigde jonger is dan 25 jaar: + 25 % van toelage art 60 § 7 (⚠ onder voorbehoud van de nieuwe regelingen die door de regio's zijn getroffen).
  • Indien het om een sociaal economie-initiatief gaat, vult het OCMW de werkelijke bruto jaarlijkse loonkost met een maximumgrens (die altijd 1 januari geïndexeerd wordt) per jaar in.          

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het gaat om het jaarbedrag van de toelage die voorzien is voor de tewerkstelling van de partner van de begunstigde in het kader van artikel 60 § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het gaat om het jaarbedrag van de toelage die voorzien is voor de tewerkstelling van de begunstigde in het kader van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 = begeleidingspremie / vormingstoelage
  • De staatstoelage is gelijk aan de reële, werkelijk gemaakte begeleidings-en/of vormingskosten in een maand x 12

         Maar inzake de toelage moet rekening worden gehouden met de maximumbedragen afhankelijk van de werktijdregeling:

         125 EURO per volledig gewerkte maand in een halftijds werktijdregeling;

         187,5 EURO per volledig gewerkte maand in een 3/4 werktijdregeling;

         200 EURO per volledig gewerkte maand in een 4/5 werktijdregeling;

         250 EURO per volledig gewerkte maand in een voltijds werktijdregeling.

VB: werknemer in voltijds dienstverband:

                  220 EURO = werkelijk gemaakte kosten per maand  toelage = 220 EUR x 12

                  260 EURO = werkelijk gemaakte kosten per maand  toelage = 250 EURO x 12

  • Brusselse OCMW’s

De maatregel die gekend is als Artikel 61 verandert van naam in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: voortaan heet hij “Opleidingspremie voor inschakelingsbetrekking (Art. 61)”.

Momenteel: 250,00 Euro/maand gedurende maximaal 12 maanden over 2 jaar na de eerste keer, te betalen naar rato van het aantal dagen in de maand.

Op 1/01/2020:

  • De POD MI zet de lopende formulieren op 01/01/2020 automatisch stop door een formulier C.

Deze intrekking heeft enkel betrekking op de formulieren waarvoor art. 61 werd gevraagd.

  • Een maximumbedrag van 3.000,00 Euro per persoon en per OCMW kan worden gesubsidieerd als opleiding en dit ongeacht of de betalingen art. 61 voorheen reeds werden uitgevoerd. Dit contingent kan verspreid worden over de 36 maanden die volgen op de eerste aanvraag.

Het OCMW zal dus 3.000,00 Euro in een keer kunnen vragen of 12 maal 250 Euro of zelfs 24 keer 125 Euro…. De premie hangt niet af van de duur van de overeenkomst: een overeenkomst van 6 maanden geeft eveneens de mogelijkheid tot een volledige premie van 3000 €.

Boven de 36 maanden zal geen enkele subsidie voor opleiding meer kunnen worden aangevraagd.

Wanneer het bedrag van 3.000,00 Euro voor eenzelfde begunstigde wordt overschreden gedurende 3 jaar zal het formulier geweigerd worden.

  • Er zal geen aandeel meer worden toegepast in functie van het aantal dagen. 1 dag per maand zal recht kunnen geven op de gevraagde subsidie.
  • Deze betalingen zullen opgenomen worden in een nieuw begrotingsartikel 139 dat als titel zal hebben: “Opleidingspremie voor inschakelingsbetrekking (Art. 60)”.

Beperking: De maximumduur van een formulier zal 1 maand bedragen en zal niet meer overgedragen kunnen worden naar de volgende maand. Een formulier art. 61 van 20/01/2020, voor een duur van 18 dagen zal geweigerd worden, omdat het overgedragen wordt op de maand februari

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • De maatregel die gekend is als Artikel 61 verandert van naam in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: voortaan heet hij “Opleidingspremie voor inschakelingsbetrekking (Art. 61)”.

  • Het gaat om het jaarbedrag van de toelage die voorzien is voor de tewerkstelling van de partner van de begunstigde in het kader van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 = begeleidingspremie / vormingstoelage

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het gaat om het jaarbedrag van de toelage die voorzien is voor de tewerkstelling van de begunstigde in het kader van een tewerkstellingsprogramma van activering van het leefloon (een Doorstromingsprogramma, een Erkende arbeidspost, een Banenplanuitkering, een Sociaal Inschakelingsinitiatief, een Invoeg interim of het Activaplan).
  • De specifieke toelages die voorzien zijn voor de tewerkstellingsprogramma’s zijn de volgende:
    • Banenplanuitkering:  de tewerkstelling is minstens halftijds: de toelage bedraagt steeds 148,74 EUR per maand (1.784,88 EUR op jaarbasis);
    • Doorstromingsprogramma  met minstens halftijdse uurregeling: de toelage bedraagt 250 EUR per maand (3.000 EUR op jaarbasis );
    • Doorstromingsprogramma  met minstens drie vierden uurregeling: de toelage bedraagt 297,47 EUR per maand (3.569,64 EUR op jaarbasis);
    • Doorstromingsprogramma  met minstens vier vijfden uurregeling: de toelage bedraagt 325 EUR per maand (3.900 EUR op jaarbasis);
    • Doorstromingsprogramma  met minstens halftijdse uurregeling en de begunstigde heeft vóór zijn tewerkstelling in een PWA gewerkt: de toelage bedraagt 300 EUR per maand (3.600 EUR op jaarbasis);
    • Doorstromingsprogramma  met minstens drie vierden uurregeling en de begunstigde heeft voor zijn tewerkstelling in een PWA gewerkt: de toelage bedraagt 347,05 EUR per maand (4.164,60 EUR op jaarbasis);
    • Doorstromingsprogramma  met minstens vier vijfden uurregeling en de begunstigde heeft vóór zijn tewerkstelling in een PWA gewerkt: de toelage bedraagt 375 EUR per maand (4.500 EUR op jaarbasis);
    • Doorstromingsprogramma met minstens halftijdse uurregeling en de begunstigde woont in een gemeente waar het werkloosheidscijfer tenminste 20 % hoger is dan het gemiddelde van het Gewest: de toelage bedraagt 435 EUR per maand (5.220 EUR op jaarbasis);
    • Doorstromingsprogramma met minstens vier vijfden uurregeling en de begunstigde woont in een gemeente waar het werkloosheidscijfer tenminste 20 % hoger is dan het gemiddelde van het Gewest: de toelage bedraagt 545 EUR per maand (6.540 EUR op jaarbasis);
    • Erkende arbeidspost in het kader van een herinschakelingsprogramma  met minstens halftijdse uurregeling: de toelage bedraagt 433,81 EUR per maand (5.205,72 EUR op jaarbasis);
    • Erkende arbeidspost in het kader van een herinschakelingsprogramma  met minstens vier vijfden uurregeling: de toelage bedraagt 545,37 EUR per maand (6.544,44 EUR op jaarbasis);
    • Sociaal inschakelingsinitiatief (SINE-activering)  met minstens halftijdse uurregeling: de toelage bedraagt 435 EUR per maand (5.220 EUR op jaarbasis);
    • Sociaal inschakelingsinitiatief (SINE-activering) met minstens vier vijfden uurregeling: de toelage bedraagt 545 EUR per maand (6.540 EUR op jaarbasis).
    • Invoeg interim: de toelage bedraagt 500 EUR per maand (6.000EUR op jaarbasis)
    • Activaplan: de toelage bedraagt het evenredig gedeelte van 500 EUR per maand (voltijds: 6.000 EUR op jaarbasis)
    • Activaplan PVP voor personen jonger dan 45 jaar:  de toelage bedraagt 900 EUR per maand (10.800 EUR op jaarbasis);
    • Activaplan PVP vanaf 45 jaar:  de toelage bedraagt 1100 EUR per maand (13.200 EUR op jaarbasis);
    • Sociaal inschakelingsinitiatief (SINE-activering) vanaf 01/01/2004: de toelage bedraagt voor een voltijdse betrekking 500 EUR per maand en voor een deeltijdse betrekking 500 EUR x Q/S x1,5 - beperkt tot maximum 500 EUR per maand ( Q/S is de tewerkstellingsbreuk, zijnde de verhouding tussen het uurrooster voorzien in de arbeidsovereenkomst enerzijds en het theoretisch voltijds uurrooster anderzijds)

Combinatie van activeringen: de toelage is de som van de toelage van de deeltijdse activeringen

Voor de DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S:

Als de invoegedatum van het formulier >= 01/07/2017, zal het formulier geweigerd worden

met volgende foutcode : 350101

“Vanaf 01/07/2017 vraagt deze activering een bevestiging van het Waals Gewest”

Het OCMW zal dan een bevestiging van het Waalse gewest moeten doorsturen naar de FrontOffice om hun formulier te valideren.

Voor het ACTIVAPLAN en INVOEGINTERIM:

Als de invoegedatum van het formulier >= 01/07/2017, zal het formulier geweigerd worden met de foutcode: 320771

“Soort tewerkstellingsprogramma begunstigde niet geldig”

Aanpassingen op 1/10/2017 voor het Brussels Gewest

De nieuwe wetgeving betreft enkel de maatregelen van Activa, met name de codes 15, 16 en van de tabel hierboven.

De andere maatregelen in de tabel zijn in  betrokken door de nieuwe wetgeving.

De maatregelen SINE en DSP worden afgeschaft :

op 1/01/2019 met overgangsmaatregelen via manuele validering voor de Duitstalige Gemeenschap

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het gaat om het jaarbedrag van de toelage die voorzien is voor de tewerkstelling van de partner van de begunstigde in het kader van een tewerkstellingsprogramma van activering van het leefloon.

Deze maatregel is niet meer van toepassing voor de Waalse OCMW ‘s met uitzondering van de 9 Duitstalige OCMW ’s

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • De staatstoelage voor de begunstigde bedraagt 250 EUR of 500 EUR per overeenkomst afhankelijk van het aantal uren (code 1= minstens 50 uren of code 2 = minstens 100 uren) dat de individuele begeleiding inhoudt.

Deze maatregel is niet meer van toepassing voor de Waalse OCMW ‘s met uitzondering van de 9 Duitstalige OCMW ’s

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • De staatstoelage voor de partner bedraagt 250 EUR of 500 EUR per overeenkomst afhankelijk van het aantal uren (code 1 = minstens 50 uren of code 2 = minstens 100 uren) dat de individuele begeleiding inhoudt

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • De toelage onderhoudsgeld voor de begunstigde bedraagt 50 % van het bedrag van de betaalde onderhoudsgelden, met een maximum van 1.100 EUR per jaar.
  • De POD Maatschappelijke Integratie betaalt 100 % van toelage terug.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • De toelage onderhoudsgeld voor de partner bedraagt 50 % van het bedrag van de betaalde onderhoudsgelden, met een maximum van 1.100 EUR per jaar.
  • De POD Maatschappelijke Integratie betaalt 100 % van toelage terug.

Enkel invullen als het van toepassing is.

  • Het OCMW duidt aan of het formulier B een regularisatie is van een eerder aanvaard formulier B.
  • De volgende codes zijn mogelijk:

0

Dit formulier B is geen regularisatie van een bestaand formulier B

1

Dit formulier B is een regularisatie van een bestaand formulier B

  • Wanneer een formulier B dat reeds naar de dienst Leefloon verstuurd is en door deze aanvaard is (dit wil zeggen dat er voor dit formulier geen foutcodes zijn), en dit formulier bevat fouten of vergissingen, kan het OCMW een formulier B ter regularisatie versturen. Dit formulier ter regularisatie B moet volledig ingevuld worden, moet dezelfde datum van invoegetreding hebben als het formulier dat geregulariseerd moet worden, en bevat de correcte gegevens omtrent het leefloon. In deze rubriek vult het OCMW dan de code ‘1’ in. Vervolgens zal dit formulier B het eerder verstuurde formulier B met hetzelfde “Nationaal nummer” en dezelfde “Datum invoegetreding” vervangen.
  • Dit heeft tot gevolg dat er geen formulier B ter regularisatie kan verstuurd worden wanneer er een fout is in “Nationaal nummer” of in de “Datum invoegetreding”.
  • Wanneer het verbeterde formulier B tot gevolg heeft dat er een wijziging teweeg wordt gebracht in de staatstoelage, zal deze staatstoelage automatisch met terugwerkende kracht verbeterd worden. Dit zal blijken op de maandstaat.
  • Het betreft enkel een regularisatie wanneer het een correctie van een formulier B betreft dat aanvaard werd.
  • Wanneer het OCMW een formulier B verstuurt ter correctie van een formulier B dat wel al eerder werd opgestuurd maar dat toen niet aanvaard werd (er zijn één of meerdere foutcodes voor dit formulier), gaat het niet om een regularisatie. Dit wil zeggen dat het OCMW een nieuw en volledig ingevuld formulier B verstuurt maar dat het de code ‘1’ niet mag invullen in deze rubriek (tenzij het niet-aanvaarde te corrigeren formulier B zelf als regularisatie was opgestuurd).

Enkel invullen als het OCMW dat wenst.

  • Het OCMW kan in deze rubriek een referentienummer aan het formulier toekennen van maximaal 12 posities.
  • Het nummer is vrij te kiezen door het OCMW en zal in de informatie die door de dienst Leefloon aan het OCMW teruggezonden wordt, steeds worden vermeld.
  • Het OCMW is niet verplicht deze rubriek in te vullen.

Enkel invullen als het OCMW dat wenst.

Er bestaan 2 types schorsingen :

  • De schorsing wegens sanctie – code 1 (gewone schorsing)
  • De schorsing wegens vertrek naar buitenland – code 2 (in navolging van de omzendbrief omtrent het vertrek naar het buitenland)

In beide gevallen, betreft de schorsing enkel de uitbetaling van het leefloon van de betrokkene, niet de schorsing van het recht op maatschappelijke integratie die nog steeds van toepassing is.

Het bedrag leefloon in het formulier B moet gelijk zijn aan 0 (volledige schorsing), ofwel minder zijn dan het categoriebedrag leefloon van betrokkene (gedeeltelijke schorsing). Bij vertrek naar het buitenland, is de schorsing altijd volledig.

⚠ Het is belangrijk steeds het onderscheid te maken tussen de schorsing leefloon (formulier B) en de intrekking van het recht op maatschappelijke integratie (formulier C). Het formulier C trekt de rechten van betrokkene in en ontbindt betrokkene uit de gegevensstroom van de kruispuntbank.

In beide gevallen is het noodzakelijk om na de periode van schorsing een nieuw B-formulier door te sturen om de volledige uitbetaling van het leefloon opnieuw op te starten.

1

De steun werd toegekend krachtens een vonnis van de arbeidsrechtbank of een arrest van het arbeidshof.

In geval van veroordeling van het OCMW dient het OCMW de rechterlijke uitspraak te versturen naar de dienst Frontoffice (vraag@mi-is.be). In functie hiervan zal de POD de kosten al dan niet ten laste nemen.