De installatiepremie in het kader van de RMI-wet

De rechthebbende op leefloon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient, heeft eenmaal in zijn leven recht op een installatiepremie.

De begunstigden

De persoon dient rechthebbend op leefloon te zijn, d.w.z. hij dient effectief leefloon te genieten. Ook een aanvullend leefloon volstaat.

Zijn dus niet begunstigd op een installatiepremie in het kader van de RMI-wet :

  • Een persoon die maatschappelijke integratie geniet in de vorm van een tewerkstelling zonder aanvullend leefloon;

    Omdat betrokkene een inkomen geniet, dient de installatiepremie gesitueerd te worden in het kader van de Organieke wet.

     

  • Een erkende vluchteling die geen leefloon geniet, maar bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering;

    Omdat betrokkene een inkomen geniet uit een stelsel van sociale zekerheid, dient de installatiepremie gesitueerd te worden in het kader van de Organieke wet.

1. De voorwaarden

De persoon dient zijn hoedanigheid van dakloze te verliezen door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient. Bovendien heeft hij slechts eenmaal in zijn leven recht op een installatiepremie.

 

2. De hoedanigheid van dakloze verliezen door een woonst te betrekken die als hoofdverblijfplaats dient

De dakloze

Wordt als dakloze beschouwd : "de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk in een tehuis verblijft [gehuisvest wordt] in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld".

Dakloosheid is een feitelijke situatie. De feitelijke elementen zijn doorslaggevend.

Bijvoorbeeld :

  • Een vrouw verlaat haar man na een slaande ruzie, komt in een opvangtehuis terecht en na enige tijd vindt ze een woning met de hulp van het OCMW. Haar domicilieadres is gedurende deze periode op het adres van de man blijven staan.

             --> Mevrouw kan toch als dakloze worden beschouwd.

Uit bovenstaande definitie blijkt dat men niet noodzakelijk op straat moet leven om als dakloze te kunnen worden beschouwd. Iemand die tijdelijk wordt opgevangen in een tehuis of bij een particulier kan ook als dakloze worden beschouwd.

  • De wetgever heeft geen termijn bepaald inzake het tijdelijk karakter van een verblijf bij vrienden of familie. Een redelijke termijn dient in acht te worden genomen. Zo dient het OCMW aan de hand van zijn sociaal onderzoek na te gaan binnen welke redelijke termijn betrokkene een woonst kan vinden, bijvoorbeeld aan de hand van de huurprijzen in die welbepaalde regio.
  • Een verblijf in een lokaal opvanginitiatief (LOI) wordt steeds aanzien als een tijdelijk verblijf. Pas wanneer de bewoners van de LOI doorstromen naar een eigen woning, zullen zij hun hoedanigheid van dakloze verliezen.
  • Wat beschut wonen betreft, dient het OCMW na te gaan of dit als definitieve of als tijdelijke woonvorm dient beschouwd te worden. Enkel in dit laatste geval kan de betrokkene als dakloos beschouwd worden.
  • Indien de betrokkene woont met begeleiding, dient nagegaan te worden of betrokkene een tijdelijke huisvesting heeft. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat betrokkene tijdelijk verblijft in een studio die afhangt van een instelling en daar dagelijks begeleiding krijgt. In dat geval kan hij beschouwd worden als dakloze. Evenzeer is het mogelijk dat betrokkene in zijn eigen appartement verblijft, maar met begeleiding op regelmatige basis. In dat geval kan hij niet als dakloze beschouwd worden.

Om als dakloze te kunnen worden beschouwd, dient men tevens behoeftig te zijn (niet de middelen hebben om…). Indien iemand leefloongerechtigd is, kan gesteld worden dat deze persoon behoeftig is. Zo niet zou hij geen aanspraak kunnen maken op leefloon.

De “gelijkgestelde” dakloze in het kader van de RMI-wet

Wordt gelijkgesteld met een dakloze : “de persoon die bestendig verblijft in een openluchtrecreatief verblijf of een weekendverblijf omdat hij niet in staat is om over een andere woongelegenheid te beschikken”.  Deze persoon beschikt misschien wel over een “woongelegenheid”, doch deze is niet aangepast.

De persoon die een openluchtrecreatief verblijf of een kampeercaravanterrein verlaat om een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient, kan dan ook aanspraak maken op een installatiepremie in het kader van de RMI-wet.

  • Het betreft personen die permanent verblijven op een terrein voor openluchtrecreatieve verblijven of op een kampeer-caravanterrein en die in één van de hierna volgende mobiele verblijven wonen : tent, wegcaravan, stacaravan zonder verdieping, motorhome, mobilhome, kampeerauto, woonauto of gelijk welk ander woonbedrijf dat niet onderworpen is om als vaste woning of als vaste woonplaats te dienen.
  • Worden ook bedoeld, de personen die op een terrein voor openluchtrecreatieve verblijven of op een kampeer-caravanterrein verblijven in een onbeweegbaar verblijf dat eigendom is van de eigenaar van het terrein of van de houder van de kampeer-caravanvergunning zoals chalets, bungalows, huisjes, paviljoenen of iedere andere verblijfsvorm die niet ontworpen is om als vaste woning of als vaste woonplaats te dienen.Worden uitgesloten, de personen die in dergelijke verblijfsvormen wonen, terwijl deze verblijfsvormen als tweede verblijf dienen of zich bevinden op een terrein dat geen terrein voor openluchtrecreatieve verblijven of een kampeer-caravanterrein is.

Het is belangrijk op te merken dat deze gelijkstelling niet geldt voor de installatiepremie in het kader van de Organieke wet.

Een woonst betrekken die als hoofdverblijfplaats dient.

Opnieuw is de feitelijke situatie doorslaggevend. Uiteraard dient de woonst zich in een bewoonbare staat te bevinden.

Bijvoorbeeld :

  • Vaak is het niet mogelijk om het domicilieadres te plaatsen op het adres van het studentenkot. Dit betekent echter niet dat dit kot niet kan beschouwd worden als woonst die als hoofdverblijfplaats dient. Indien alle noodzakelijke zaken aanwezig zijn (keuken, badkamer, …) en de betrokkene hier ook in het weekend verblijft, kan dit als een hoofdverblijfplaats beschouwd worden.

3.  Slechts eenmaal in het leven

De installatiepremie kan slechts eenmaal in het leven worden toegekend.

Het eenmalig karakter overstijgt de verschillende wetgevingen :

  • Een persoon die een installatiepremie heeft ontvangen in het kader van de Organieke wet, kan nadien geen installatiepremie meer ontvangen in het kader van de RMI-wet;
  • Een asielzoeker die een tegemoetkoming in de huisvestingskosten heeft ontvangen in het kader van het ministerieel besluit van 30 januari 1995, kan nadien geen installatiepremie meer ontvangen in het kader van de RMI-wet.

Het OCMW kan dit eenmalig karakter nagaan via de toepassing “List of Attestation”, uitgezonderd voor wat betreft de tegemoetkoming in de huisvestingskosten.

4. Het doel

Het doel van de installatiepremie wordt niet expliciet vermeld in de RMI-wet.

Naar analogie met de installatiepremie in het kader van de Organieke wet, dient de installatiepremie aangewend te worden voor het bekostigen van de inrichting en de uitrusting van de woning.

De installatiepremie mag in geen geval aangewend worden voor de huurwaarborg of de huur.

 

5. Het ogenblik van de aanvraag/toekenning

Opdat de installatiepremie kan worden toegekend, dienen alle voorwaarden vervuld te zijn. De installatiepremie kan dus niet worden toegekend vóór de verhuis van de betrokkene = moment van het verliezen van de hoedanigheid van dakloze.

Bijvoorbeeld :

Indien de betrokkene zijn huurovereenkomst tekent op 15 september, maar pas verhuist op 1 oktober, kan de installatiepremie pas op 1 oktober worden toegekend.

Deze regel beoogt te vermijden dat de installatiepremie wordt aangewend voor de betaling van de huurwaarborg.

Meestal wordt de installatiepremie aangevraagd vóór het verlies van de hoedanigheid van dakloze. Indien deze pas nadien wordt aangevraagd, kan de installatiepremie nog worden toegekend, indien de aanvraag gebeurde binnen een redelijke termijn na de verhuis. Zo niet kan de premie niet meer aangewend worden voor het beoogde doel.

 

6. De installatie van een gezin

Gelet op de individualisering van de rechten zijn meerdere installatiepremies per gezin mogelijk.

Bijvoorbeeld :

Een gezin bestaande uit twee ouders, een meerderjarig kind en een minderjarig kind, verlaten een LOI. De ouders evenals het meerderjarig kind genieten leefloon. Het gezin vindt een eigen woning en vraagt een installatiepremie aan :

3 installatiepremies kunnen worden toegekend, met name aan beide ouders en aan het meerderjarig kind.

7. Het bewijs

Uit het sociaal verslag dient te blijken dat de betrokkene dakloos was en deze hoedanigheid verloren heeft door een woonst te betrekken die als hoofdverblijfplaats dient. Zo dient een kopie van de huurovereenkomst zichtbaar te zijn in het dossier of elk ander bewijsstuk waaruit de installatie op het opgegeven adres blijkt (bijvoorbeeld inschrijving in het rijksregister, verslag van een huisbezoek,  …).

Wat betreft de aanwending van de premie, dienen geen bijzondere bewijsstukken te worden bewaard in het dossier.

 

 

Het OCMW controleert of de persoon de installatiepremie nog niet heeft ontvangen via het informaticaprogramma (LOA: List of attestations). Indien het antwoord negatief is (nog geen premie toegekend) zal het OCMW onderzoeken welke premie kan worden toegekend.

1. Het bedrag

De installatiepremie bedraagt het maandbedrag van de leeflooncategorie “persoon met gezinslast”.

2. De toelage

De installatiepremie wordt betoelaagd aan 100 %.

 

3. Aanvraag tot terugbetaling

De installatiepremie toegekend in het kader van de RMI-wet

Het OCMW moet in formulier B "LL" code 1 invullen in de rubriek "verhoging van het LL".

Het OCMW moet het maandbedrag van categorie E invullen.

In tegenstelling tot de andere bedragen die worden vermeld op formulier B, en waarvoor telkens een jaarbasis wordt gebruikt, gaat het hier steeds om het maandbedrag dat van toepassing is op categorie E en dit ongeacht de werkelijke categorie van de begunstigde.

Vraag:

Client is gerechtigd op werkloosheidsvergoeding en verblijft in een opvangcentrum. Vanaf 01/09/2017 kan zij een woning in onze gemeente betrekken. Ons OCMW is zowel bevoegd als onderstandswoonst gedurende het verblijf van betrokkene in het OC als daarna (woning ligt op ons grondgebied). De huurwaarborg en eerste huishuur wordt reeds door middel van een aparte beslissing ten laste genomen door ons OCMW.

Cliënte voldoet vanaf 01/09/2017 aan de voorwaarden om van ons OCMW een installatiepremie te ontvangen.

Zoals vermeld in de regelgeving hierop van toepassing dient deze installatiepremie aangewend te worden om cliënt de mogelijkheid te bieden de inrichting en de uitrusting van de woning te bekostigen.

Een gedeelte van de meubelen van betrokkene is momenteel opgeslagen in een meubelopslagplaats. Deze meubelen worden maar vrijgegeven tegen betaling van de openstaande huurgelden.

Betrokkene wil ook beroep doen op een verhuisfirma om haar bezittingen naar het appartement te brengen.    

Zij vraagt of deze onkosten (tegen factuur) mogen ingebracht worden voor de uitbetaling van de installatiepremie. 

Antwoord:

Een installatiepremie heeft inderdaad tot doel de inrichting en de uitrusting van de woning te bekostigen. In het kader van de autonomie van het lokale OCMW heeft de wetgever geen verdere invulling gegeven aan dit doel, enkel de huur en de huurwaarborg zijn uitdrukkelijk uitgesloten.

De installatiepremie mag dan ook gebruikt worden voor de door u aangehaalde kosten, gezien deze betrekking hebben op mevrouw haar meubels.

Een ondertekend huurcontract is geen voorwaarde voor de toekenning van een installatiepremie.
Bij het verlies van de hoedanigheid van dakloze is namelijk de feitelijke situatie doorslaggevend.

Vraag:

Een cliënte , die al geruime tijd leefloon ontvangt, en op het moment dat ze op ons grondgebied kwam wonen, wel dakloos was, vraagt nu, 2 maanden later of ze recht heeft op een installatiepremie. Ze is momenteel niet meer dakloos.

Heeft zij nu recht op een installatiepremie?

Antwoord:

De installatiepremie dient aangevraagd te worden binnen een redelijke termijn na de verhuis. De wetgever heeft hiervoor geen specifieke termijn bepaalt. Het behoort dus tot de autonome bevoegdheid van het OCMW om in elke situatie te oordelen of er nog een redelijke periode is tussen het verliezen van de hoedanigheid van dakloze en de aanvraag voor een installatiepremie.
Vanzelfsprekend is het - behoudens uitzonderlijke omstandigheden - niet meer mogelijk een premie aan te vragen als men reeds enkele maanden een woning betrekt.

In dit geval wordt de premie 2 maanden na de datum van installatie aangevraagd.
De vraag kan gesteld worden of de betrokken persoon de premie nog wel nodig heeft om zich te installeren.

Het doel van de installatiepremie dient namelijk verwezenlijkt te kunnen worden, zijnde de inrichting en de uitrusting van de woning. Indien uw sociaal onderzoek uitwijst dat dit doel niet meer vervuld kan worden, omdat de betrokken persoon zich volledig heeft geïnstalleerd, mag de installatiepremie dan ook niet meer worden toegekend.

Vraag:

Kan persoon in volgende situatie worden beschouwd als een 'dakloze'?

Mevrouw verblijft reeds zeven maanden bij haar zus en is in deze tijd op zoek naar een eigen woonst. Inschrijving nog steeds op het adres waar ze verbleef voordat ze bij haar zus is ingetrokken.

 De FAQ's op jullie website spreken over volgende verduidelijking:

De personen die op straat slapen of in openbare gebouwen die geen woning zijn (stations e.d.) en de personen die voorlopig door een particulier worden opgevangen om ze tijdelijk en kortstondig te helpen in afwachting dat ze over een woning beschikken, hebben geen verblijfplaats in de zin van voormelde definitie van dakloze.

Kan de periode van zeven maanden nog als tijdelijk en kortstondig worden beschouwd?

Antwoord:

Inzake het tijdelijk karakter heeft de wetgever heeft geen termijn bepaald. Een redelijke termijn dient in acht te worden genomen.
U dient dus aan de hand van het sociaal onderzoek na te gaan binnen of de termijn van 7 maanden overeenstemt met een redelijke termijn, zijnde de termijn binnen dewelke de betrokkene geacht kon worden een eigen woongelegenheid te vinden, in functie van zijn concrete situatie en ook bijvoorbeeld aan de hand van de huurprijzen in die welbepaalde regio.
Uiteraard dient u deze beslissing grondig te motiveren.

Vraag:

Is het inkomen dat een persoon verwerft door te werken onder het stelsel IBO (Individuele Beroepsopleiding in een Onderneming) te beschouwen als een vervangingsinkomen ten laste van de sociale zekerheid?

Heeft die persoon recht op een installatiepremie?

Antwoord:

Het inkomen dat een persoon verwerft tijdens zijn IBO is niet te beschouwen als een vervangingsinkomen.
Om aanspraak te kunnen maken op een installatiepremie, dient zijn inkomen lager te zijn dan het bedrag van het leefloon zoals vastgesteld voor de categorie waartoe de betrokkene behoort, verhoogd met 10 %.

Vraag:

Heeft iemand, die een woning van het Sociaal Verhuur Kantoor of een private woning toegewezen krijgt nadat ze jaren in een voorziening bijzondere jeugdzorg heeft verbleven, recht op installatiepremie? M.a.w. wordt zij ook gezien als ‘dakloze’?

Antwoord:

Eén van de voorwaarden voor de toekenning van de installatiepremie is het verliezen van de hoedanigheid van dakloze door een woonst te betrekken die als hoofdverblijfplaats dient.

Wordt als dakloze beschouwd : "de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de financiële middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft of die tijdelijk gehuisvest wordt in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld."

Een jongere die verblijft in een voorziening van Bijzondere Jeugdbijstand, kan volgens deze definitie als dakloos beschouwd worden.

Indien deze jongere vervolgens een woning betrekt die hem als hoofdverblijfplaats dient (een woning van SVK of een private woning), verliest hij deze hoedanigheid van dakloze en kan hij aanspraak maken op een installatiepremie mits hij ook aan de andere voorwaarden voldoet.

Vraag:

Een cliënt vroeg recent een installatiepremie aan op onze dienst. Hij komt uit een woning in Gemeente X en verhuisde rechtstreeks naar een nieuwe woning in Gemeente Y. Er werd voor de woning in Gemeente X een onbewoonbaarheidsverklaring aangevraagd, dit is nog in onderzoek. Kunnen wij op basis daarvan aan betrokkene een installatiepremie toekennen? Hij was niet dakloos of komt uit een opvangcentrum. De foto’s van de woning tonen wel aan dat deze zeker niet ideaal was.

Antwoord:

Om aanspraak te kunnen maken op een installatiepremie dient de betrokken persoon zijn hoedanigheid van dakloze te verliezen door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient.

Wordt als dakloze beschouwd : "de persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft, of die tijdelijk gehuisvest wordt in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld".

Iemand die over een eigen woongelegenheid beschikte, kan hij dus niet als ex-dakloze worden wanneer hij verhuist naar een andere woning.

Het feit dat voor de vorige woning in Gemeente X een onbewoonbaarheidsverklaring is aangevraagd, betekent niet noodzakelijk dat betrokkene niet over een eigen woongelegenheid beschikte en dat deze woning de betrokken persoon niet als hoofdverblijfplaats heeft gediend.

Indien betrokkene tijdelijk in deze woning verbleef, als noodoplossing, kan hij wel als ex-dakloze worden beschouwd.

Indien betrokkene als ex-dakloze wordt beschouwd, dient bovendien nagegaan te worden of de installatiepremie kan aangewend worden voor het daartoe beoogde doel, zijnde de inrichting en de uitrusting van de woning.
De concrete vraag die zich stelt : Dient betrokkene nog spullen aan te kopen om zich te installeren of had hij reeds meubels, apparatuur, enz...  die hij heeft meeverhuisd? 

Neen, dit mag niet.
Onze juridische dienst is van mening dat de installatiepremie moet dienen voor de inrichting en uitrusting van de woning, om de woning leefbaar te maken.
Een brand of familiale verzekering valt hier dus niet onder.

Dan is er voor de persoon met leefloon recht op installatiepremie RMI-wetgeving.
De andere persoon zou normaal recht hebben op installatiepremie organieke wet, maar daar mogen geen meerdere premies in hetzelfde gezin toegekend worden.

Er is in dit geval dus geen recht op 2 installatiepremies, slechts 1 kan worden toegekend, en aangezien de installatiepremie RMI-wet voorrang heeft op de installatiepremie organieke wet, is het dus de persoon die leefloon ontvangt, die de installatiepremie kan krijgen.

Indien u hier nog geen antwoord gevonden hebt op uw vraag kunt u steeds de algemene website bezoeken waar u ook een onderdeel 'FAQ' vindt: www.mi-is.be. Het spreekt voor zich dat u zich ook steeds kunt richten tot de FrontOffice via vraag@mi-is.be of 02/5088585.