Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) en haar betoelaging

Inleiding

Het GPMI werd grondig gewijzigd op de volgende punten:

  • Verplichting tot het afsluiten van een GPMI voor personen vanaf 25 jaar binnen de voorwaarden opgesomd in de wet
  • Wijziging periode waarin het GPMI moet worden afgesloten
  • De bepalingen met betrekking tot het specifieke GPMI dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst en het specifieke GPMI gericht op vorming werden opgeheven. De doelstelling van ‘binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst’ of de doelstelling ‘vorming’ kunnen voortaan worden opgenomen in een algemeen GPMI. Door deze vereenvoudiging wordt een al te rigoreuze toepassing van de verschillende vormen vermeden en kunnen er mengvormen worden gecreëerd die een nog beter maatwerk mogelijk maken. Hierdoor kan de betrokkene nog sneller naar een tewerkstelling worden geleid.
  • Invoering van de gemeenschapsdienst

Daarna worden de bijzondere toelagen die in dit kader door het OCMW kunnen worden bekomen en de inwerkingtreding van deze maatregelen toegelicht.

Voor de regels met betrekking tot de uitbetaling van de bijzondere toelage verwijs ik u graag naar hoofdstuk 5 ICT.

1. EEN GEINDIVIDUALISEERD PROJECT VOOR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE(GPMI)

1.1. De werkbereidheid

De betrokkene moet werkbereid zijn, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenenniet mogelijk is.

Het OCMW moet op het moment van de aanvraag nagaan of de betrokkene aan de voorwaarden voldoet om gerechtigd te zijn (werkbereidheid, maar ook nagaan of de betrokkene al dan niet over voldoende bestaansmiddelen had kunnen beschikken).

1.1.1. Uitzonderingen : gezondheids-of billijkheidsredenen

Het OCMW dat beslist dat de persoon wegens gezondheids- of billijkheidsredenen niet kan werken, moet dit motiveren in het sociaal verslag.

LET OP

Er is een dubbele motiveringsplicht: de motivering met betrekking tot de reden waarom de betrokkene niet kan werken is verschillend van de motivering omtrent het al dan niet kunnen deelnemen aan het GPMI. In alle gevallen, zowel in het geval dat de persoon niet kan werken als in het geval waar hij of zij niet kan deelnemen aan een GPMI, zal het OCMW de toepassing van de uitzondering omwille van gezondheids- of billijkheidsredenen duidelijk moeten motiveren.

  • Voorbeelden van gezondheidsredenen:
  • Iemand die kampt met een zware drugverslaving zal zich eerst moeten laten behandelen vooraleer hij kan werken;
  • Een vrouw die zwanger is of een persoon met medisch erkende rugproblemen heeft, kan moeilijk zwaar werk verrichten;
  • ….

Het OCMW kan de betrokkene die gezondheidsredenen inroept, al dan niet gestaafd door een medisch attest van de behandelende geneesheer, onderwerpen aan een medisch onderzoek dat uitgevoerd wordt door een geneesheer die door het OCMW gemandateerd en betaald wordt.

In dit geval meldt de persoon zich op verzoek aan bij de door het OCMW aangeduide geneesheer, tenzij hij daartoe om gezondheidsredenen niet in staat is. De verplaatsingskostenzijn ten laste van het OCMW.

De geneesheer gaat na of de door de betrokkene ingeroepen gezondheidsredenen al dan niet terecht zijn.

  • Voorbeeld van billijkheidsredenen:
  • De situatie op de arbeidsmarkt in een bepaalde streek leidt ertoe dat er geen werkgelegenheid is waardoor de betrokkene redelijkerwijs niet kan werken.
  • Indien de betrokkene wegens vervoersproblemen zich niet naar zijn werkplaats kan begeven.
  • De jongere die studies volgt. De studentmoet zijn motivatie bewijzen door een zekere studievaardigheid aan de dag te leggen en aantonen dat de studies zijn toekomst zullen verbeteren.

Het OCMW beoordeelt autonoom de billijkheidsredenen in functie van de specifieke omstandigheden van de situatie van de betrokkene.

1.1.2. Evalutie van de werkbereidheid:

  • De werkbereidheidmoet beoordeeld worden aan de hand van de concrete mogelijkheden en de persoonlijke inspanningen van de betrokkene.

    Er moet rekening gehouden worden met de specifieke situatie van de betrokkene: zijn leeftijd, zijn opleiding, zijn gezondheid, zijn opvoeding, zijn familiale situatie, …

    Er moet rekening gehouden worden met de positieve houding tegenover werkaanbiedingen van het OCMW of de arbeidsbemiddelingsdienst (VDAB, FOREM of Actiris), deelname aan examens, het volgen van opleidingen, het uitvoeren van het GPMI, …

  • De werkbereidheid van de betrokkene kan blijken uit het aanvaarden van een gemeenschapsdienst.
  • De werkbereidheidvan de betrokkene wordt nagegaan aan de hand van het sociaal onderzoek en wordt niet op dezelfde manier beoordeeld als de werkloosheidsreglementering.

    De criteria inzake de werkloosheidsreglementeringzijn niet van toepassing (eigen wetgeving!).

Indien de betrokkene een sanctieheeft opgelopen bij de RVA betekent dit niet automatisch dat de betrokkene geen recht heeft op een leefloon, noch dat er automatisch wel een recht is.

1.2. Het facultatief of verplicht karakter van het GPMI

  • Het GPMI is verplicht voor jongeren onder de 25 jaar indien het toekennen van het recht op maatschappelijke integratie gekenmerkt wordt door het volgen van studies, betrekking heeft op een traject van professionele inschakeling dat binnen een bepaalde periode uitmondt in een arbeidsovereenkomst of indien de betrokkene de laatste drie maanden geen recht op maatschappelijke integratie heeft genoten.

Een traject dat betrekking heeft op een professionele inschakeling die binnen een bepaalde periode uitmondt in een arbeidsovereenkomst kan bijvoorbeeld het volgende inhouden: een jongere die,gelet op zijn professionele situatie, nog niet klaar is om te werken omdat hij voorafgaand nog een geïndividualiseerd parcours moet doorlopen om ’s ochtends te leren opstaan, omdat hij een ontwenningskuur moet volgen, …

  • Voor personen vanaf 25 jaar is het GPMI enkel verplicht indien de betrokkene de laatste drie maanden geen recht op maatschappelijke integratie heeft genoten.
  • Indien het recht op maatschappelijke integratie gerealiseerd wordt door een tewerkstellingsmaatregel, maar de betrokkene nog een aanvullend leefloon krijgt dan is het nooit verplicht om een GPMI af te sluiten. Dit geldt zowel voor de personen jonger dan 25 jaar als voor de personen vanaf 25 jaar. Ook indien de betrokkene slechts een aanvullend leefloon krijgt naast een gewone tewerkstelling of naast inkomsten die hij als gevolg van regelmatige interim-tewerkstelling heeft, is het GPMI nooit verplicht.
  • Het is steeds mogelijk om een facultatief GPMI op te stellen. Zodra één der partijen vraagt om een GPMI op te stellen krijgt het project een verplicht karakter voor de andere partij. Als de betrokkene om een GPMI vraagt en het OCMW van oordeel is dat er geen GPMI kan worden afgesloten omwille van gezondheids- of billijkheidsreden, moet het OCMW motiveren waarom het geen GPMI heeft afgesloten met de betrokkene.

1.3. Algemene opmerkingen

De toekenningen het behoud van het leefloonmoeten dus in de meeste gevallen gepaard gaan met een GPMI. Soms is het GPMI echter facultatief.

Het GPMI wordt opgemaakt op initiatief van het OCMW of op vraag van de betrokkene.

Het GPMI is een samenwerking tussen de betrokkene en het OCMW

1.3.1 Doel van het GPMI

Het GPMI gaat uit van de verwachtingen, de vaardigheden, de bekwaamheden en de behoeften van de betrokkene en van de mogelijkheden van het OCMW.

De opmaak van het GPMI betreft een wederkerig gebeuren waarbij rekening gehouden wordt met de wensen en noden van de verschillende partijen.

De specifieke types van het GPMI werden opgeheven, waardoor het GPMI:

  • een algemeen GPMI betreft dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst.
  • een specifiek GPMI betreft dat erop gericht is om de professionele inschakelingskansen van de betrokkene te verhogen door het volgen van studies.

Het GPMI zal bij voorkeur betrekking hebben op de inschakeling in het beroepsleven, of indien een inschakeling in het beroepsleven niet mogelijk is, heeft het GPMI betrekking op de integratie in de maatschappij.·

Voorbeelden van de integratie in de maatschappij: voor een dakloze die eerst nog opnieuw moet aanpassen aan een meer regelmatig leven, een verslaafde die eerst geholpen moet worden met zijn verslavingsprobleem, …

Bij de opmaak van het GPMI moet gewaakt worden over een correcte evenredige verhouding tussen hetgeen van de betrokkene verwacht wordt en de door het OCMW toegekende hulp.

1.3.2. Vorm van het GPMI

Het GPMI bestaat uit een schriftelijke overeenkomst tussen de betrokken partijen die de overeenkomst ook ondertekenen.

Dit zijn minstens het OCMW en de gerechtigde op maatschappelijke integratie. Bovendien kunnen ook andere partijen participeren om bepaalde doelstellingen van het project te realiseren.

De overeenkomst is met het oog op eenvormigheid conform aan de kaderovereenkomst die door de raad voor maatschappelijk welzijn werd aangenomen.

Het resultaat van het afgesloten GPMI is een gemeenschappelijk akkoord tussen de verschillende partijen.

LET OP

Het GPMI betreft geen statische overeenkomst, maar wel een dynamisch contract dat gedurende de uitvoering steeds kan gewijzigd worden, rekening houdend met de concrete situatie van de betrokkene op dat moment en mits instemming van elke partij.

1.4. Algemene voorwaarden

1.4.1. Procedurele vereisten

  • Het GPMI wordt voorbereid door de met het dossier belaste maatschappelijk werker in overleg met de aanvrager. De maatschappelijk werker informeert de betrokkene over de inhoud, de draagwijdte en de gevolgen van het GPMI voordat het ondertekend of gewijzigd wordt.
  • Het OCMW zorgt ervoor dat de noodzakelijke voorwaarden tot uitvoering van het GPMI vervuld zijn. Dit houdt in dat het OCMW de betrokkene voorziet van alle nodige middelen (bijvoorbeeld het inschrijvingsgeld, de informatie over waar en wanneer de betrokkene op de afspraak wordt verwacht, …) opdat de aan de betrokkene opgelegde verbintenissen tijdig bereikt kunnen worden.
  • Indien het mogelijk is en voor zover de kosten vergelijkbaar zijn, wordt wat betreft de middelen die moeten worden ingezet voor de realisatie van het GPMI rekening gehouden met de vrije keuze van de aanvrager.

Indien het GPMI een verplicht karakter heeft, dan moet het worden afgesloten binnen de drie maanden vanaf de datum van de beslissing van het OCMW dat de persoon voldoet aan de voorwaarden van het leefloon.

Voorbeeld: Op 17 november 2016 beslist het bevoegde orgaan van het OCMW dat de betrokkene recht heeft op maatschappelijke integratie. Bovendien is er met betrekking tot het dossier een verplichting tot het opstellen van een GPMI. Het OCMW heeft dan tot en met 16 februari 2017 de tijd om met de betrokkene een GPMI af te sluiten.

  • In bepaalde gevallen zal er geen GPMI kunnen worden afgesloten omwille van gezondheids- of billijkheidsredenen. Voor de algemene regels met betrekking tot de gezondheids- of billijkheidsredenen verwijzen we naar punt 1.1.1. van deze omzendbrief. Deze regels zijn ook van toepassing op het afsluiten van een GPMI. Het is echter belangrijk dat de aangehaalde gezondheids- of billijkheidsredenen het niet-afsluiten van een GPMI rechtvaardigen. Het is immers mogelijk dat de betrokkene gezondheids- of billijkheidsredenen aanhaalt die rechtvaardigen dat hij niet werkbereid moet zijn, maar die redenen zijn niet altijd voldoende om te rechtvaardigen dat er met de betrokkene geen GPMI kan worden afgesloten. Het OCMW dat beslist dat de persoon wegens gezondheids- of billijkheidsredenen niet kan deelnemen aan het GPMI, moet dit motiveren in het sociaal verslag.

LET OP

Er is een dubbele motiveringsplicht: de motivering met betrekking tot de reden waarom de betrokkene niet kan deelnemen aan het GPMI is verschillend van de motivering omtrent het al dan niet kunnen werken. In alle gevallen, zowel in het geval dat de persoon niet kan werken als in het geval waar hij of zij niet kan deelnemen aan een GPMI, zal het OCMW de toepassing van de uitzondering omwille van gezondheids- of billijkheidsredenen duidelijk moeten motiveren.

Voorbeelden:

  • Iemand kampt met een zware drugsverslaving en kan niet worden tewerkgesteld, maar men kan wel een GPMI afsluiten waarin bepaald wordt dat de betrokkene een aantal stappen onderneemt om de drugsverslaving aan te pakken.
  • De betrokkene werkt zonder dat dit kadert in het recht op maatschappelijke integratie en is dus per definitie werkbereid. Hij krijgt slechts een aanvullend leefloon. Omwille van billijkheidsredenen is het niet verplicht om een GPMI af te sluiten. Het is echter steeds mogelijk om een facultatief GPMI af te sluiten.
  • Het feit dat de betrokkene zich in de gevangenis of een andere gesloten inrichting bevindt, kan een billijkheidsreden uitmaken om geen GPMI af te sluiten. Dit mag echter geen automatisme zijn: in het kader van een terugkeer in de maatschappij kan het interessant zijn om de betrokkene te laten deelnemen aan cursussen, lessen, …
  • Indien de betrokkene instaat voor de verzorging van een zwaar ziek kind of een zwaar ziek familielid waarmee men onder één dak woont, kan dit een billijkheidsreden zijn om geen GPMI af te sluiten.
  • Indien er voor een persoon vanaf 25 jaar reeds herhaaldelijk een GPMI werd afgesloten en de betrokkene voor een korte periode van enkele maanden geen recht op maatschappelijke integratie heeft genoten, omdat hij gedurende enkele maanden heeft gewerkt en andere niet, dan is het mogelijk dat er op basis van billijkheidsredenen geen verplicht GPMI moet worden afgesloten. Het is echter steeds mogelijk om een facultatief GPMI af te sluiten.
  • Indien het OCMW na het sociaal onderzoek gevoerd te hebben van oordeel is dat het recht op maatschappelijke integratie slechts voor een korte periode zal toegekend worden, kan er om billijkheidsredenen beslist worden om geen GPMI af te sluiten (bijvoorbeeld: de betrokkene krijgt binnen 1 maand een invaliditeitsuitkering, de betrokkene begint over 2 maanden te werken,…)
  • Deze lijst is niet exhaustief.

1.4.2. Inhoudelijke vereisten

Bovendien vermeldt het GPMI minstens de volgende elementen:

  1. De handtekening van de verschillende partijen die de overeenkomst afsluiten, minstens het OCMW en de betrokkene.
  2. Indien een derde partij betrokken is bij het GPMI wordt deze ook samen met het aandeel in de uitvoering ervan en, in voorkomend geval in de evaluatie, vermeld.
  3. De maatschappelijk werker die als persoonlijke begeleider optreedt en het personeelslid (de personeelsleden) dat (die) hem vervangt (vervangen) bij tijdelijke afwezigheid.
  4. De afspraken tussen de verschillende partijen alsook de inspanningen waartoe de verschillende partijen zich verbinden.
  5. De te halen doelstellingen waarvoor het contract wordt aangegaan. De gemaakte afspraken moeten gekaderd worden in de doelstellingen van het contract.
  6. De activiteitendomeinen waarop het project betrekking heeft.
  7. De duur van het GPMI.
  8. De wijze van de evaluatie van de uitvoering van het GPMI.
  9. Een regelmatige evaluatie van de uitvoering van het contract wordt voorzien en dit ten minste drie maal per jaar, met de betrokkene, de maatschappelijk werker die met het dossier is belast en, in voorkomend geval, met de tussenkomende derde(n) en dit minstens twee maal tijdens een persoonlijk treffen. Bovendien maakt het OCMW ten minste eens per jaar een globale evaluatie van de resultaten van het GPMI.
  10. Op verzoek van de betrokkene moet de maatschappelijk werker hem binnen de vijf werkdagen een onderhoud toestaan.
  11. De eventuele aanvullende hulp die gekoppeld is aan de vereisten van het GPMI. Dit houdt in op zijn minst dat de inschrijvingskosten, de eventuele verzekeringen, de kosten van aangepaste werkkledij en de verplaatsingsonkosten inherent aan het volgen van een beroepsvorming en/of het opdoen van werkervaring gedekt zijn door het OCMW, tenzij zij ten laste genomen worden door een derde. Dit is geen exhaustieve lijst.
  12. Of er al dan niet een gemeenschapsdienst werd opgenomen in het GPMI en indien er een gemeenschapsdienst werd opgenomen:

    1° De aard van de geleverde dienst;

    2° De werkregeling;

    3° De bijzonderheden betreffende een eventuele vergoeding;

    4° De duur van de dienstverlening.

    U kunt meer informatie omtrent de gemeenschapsdienst vinden in punt 1.1.7. van deze omzendbrief.

    Er werd een modelcontract opgesteld dat op het einde van deze omzendbrief gevonden kan worden.

1.4.3. Wijzigingen als gevolg van een verhuis

  • Het GPMI eindigt van rechtswege op de dag dat het OCMW niet langer bevoegd is om het leefloonte verstrekken.
  • Het contract dat beëindigd wordt om reden van verhuis, wordt in het geval er een nieuw OCMW bevoegd wordt en indien er ingevolge van de toepassing van de wet een verplichting tot het afsluiten van een GPMI bestaat, met de instemming van de betrokkene overgemaakt aan het nieuw bevoegde OCMW. In dit geval wordt de betrokkene steeds geacht zijn instemming te hebben gegeven. Indien hij niet wenst dat het GPMI wordt overgemaakt, moet hij dit melden aan het nieuw bevoegde OCMW. Dit OCMW moet nagaan of het mogelijk en wenselijk is om de modaliteiten van het beëindigde contract op te nemen in het nieuwe contract tussen het bevoegde OCMW en de betrokkene zodat de continuïteit hiervan verzekerd kan worden.

1.5. Specifieke voorwaarden voor een algemeen GPMI

  • Onverminderd hetgeen algemeen geldt voor alle overeenkomsten voorziet de wet voor wat betreft de personen jonger dan 25 jaar in een algemeen GPMI dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst.
  • Het betreft hier een GPMI voor personen die nog niet over de nodige arbeidsattitudes beschikken om onmiddellijk tewerkgesteld te kunnen worden.
  • Indien blijkt dat de betrokkene de nodige vaardigheden verworven heeft, bezorgt het OCMW hem binnen een redelijke termijn een passende betrekking, rekening houdende met de mogelijkheden van het OCMW.
  • Op het einde van het project wordt de bekwaamheid om te werken geëvalueerd.
  • Het GPMI beschrijft de verschillende stappen en fasen die de betrokkene moeten voorbereiden op een beroepsactiviteit.
  • De betrokkene heeft het recht gehoord te worden door het bevoegde OCMW-orgaan vooraleer het een beslissing neemt met betrekking tot het GPMI.
  • De betrokkene beschikt over een bezinningstermijn van 5 kalenderdagen voorafgaand aan de ondertekening van het GPMI.

1.6.Specifieke voorwaarden voor een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan (studieproject)

  • Het gaat hier om een GPMI om de kansen van personen jonger dan 25 jaar op de arbeidsmarkt te verhogen door hen de mogelijkheid te bieden om studies te volgen.

Het kan hier zowel gaan om het behalen van een diploma van secundair onderwijs als om het behalen van een diploma na het volgen van hogere studies.

  • Het GPMI moet gelden voor de gehele duur van de studies.

Het kan gaan om één overeenkomst die mogelijkerwijze aangepast wordt gedurende de duur ervan, maar het kan ook gaan om verschillende aaneensluitende contracten.

  • In het GPMI moeten een aantal verplichtingen voor de persoon jonger dan 25 jaar worden opgenomen.

    Het gaat om volgende zaken:

  • De persoon jonger dan 25 jaar verbindt zich ertoe de lessen op regelmatige wijze te volgen, deel te nemen aan de examenzittijden en alle noodzakelijke inspanningen te leveren om te slagen.

Hiervan kan enkel afgeweken worden om gezondheids- of billijkheidsredenen.

  • De persoon jonger dan 25 jaar moet zich engageren om:
    • Zijn rechten te laten gelden op studietoelagen
    • De nodige stappen te zetten om te bekomen dat zijn eventuele kinderbijslagen/of onderhoudsgeldrechtstreeks aan hem wordt gestort indien er een relatiebreuk met de ouders is.

  • De persoon jonger dan 25 jaar moet zijn werkbereidheidaantonen tijdens de periodes die verenigbaar zijn met zijn studies, tenzij dit niet mogelijk is wegens gezondheids- of billijkheidsredenen.

  • De persoon jonger dan 25 jaar moet het bewijs leveren van zijn inschrijving voor studies met voltijds leerplanaan een secundaire school, een hogeschool of universiteit.

    In de overeenkomst worden de gevolgde studies vermeld, alsook de onderwijsinstelling.

    Voorwaarden waaraan de studie moet voldoen om als billijkheidsreden aanvaard te worden in het kader van de RMI-wet om als “student” te worden beschouwd:

    Het moet gaan over:

    • Studies die de inschakelingskansen in het beroepsleven verhogen
    • Studies met een voltijds leerplan (aanvatten, hervatten of voortzetten)
    • In een door de gemeenschappen erkende, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling

- Studies die de inschakelingskansen in het beroepsleven verhogen

De Memorie van Toelichting van de RMI-wet verduidelijkt wat hiermee bedoeld wordt. De studies dienen “hun kansen op een eerste job te verhogen (om zich op de arbeidsmarkt in te schakelen moeten jongeren immers gestimuleerd worden om het hoogste scholings- of opleidingsniveau te bereiken terwijl zij tijdens deze overgangsperiode het leefloon behouden). “

Dit betekent dat niet alleen studies om het diploma secundair onderwijs te behalen kunnen gevolgd worden door de student met behoud van het leefloon, maar ook bachelor- én masterstudies.

Hoe dit precies ingevuld wordt, wordt aan de autonomie van de OCMW’s overgelaten. Hieronder worden enkel een aantal richtlijnen weergegeven:

  • Na het behalen van een bachelorsdiploma kan de student zich inschrijven voor een masteropleiding, inclusief de overstapjaren (zoals een schakelprogramma of een voorbereidingsprogramma) die nodig zijn om de master te kunnen aanvatten, mét behoud van het leefloon.
  • Het volgen van een specialisatiejaar kan enkel met behoud van leefloon indien deze de kansen op de arbeidsmarkt voor de student verhoogt. Het volgen van een SLO (Specifieke Lerarenopleiding) wordt bijvoorbeeld aanzien als een specialisatiejaar dat de kansen op de arbeidsmarkt verhoogt en kan dus gevolgd worden mét behoud van het leefloon.

    De studiekeuze komt de student toe, maar moet met het OCMW besproken worden. Het OCMW en de student leggen vervolgens samen een GPMI vast met betrekking tot de studies.

  • Studies met een voltijds leerplan (aanvatten, hervatten of voortzetten)

  • Studies met een voltijds leerplan

Opdat een student recht kan hebben op leefloon dient hij “studies met voltijds leerplan” te volgen. Het begrip “studie met voltijds leerplan” refereert naar de reglementering van de gemeenschappen en onderscheidt zich van andere types zoals deeltijds onderwijs of onderwijs voor sociale promotie. Het betreft het voltijds secundair onderwijs en het universitair en niet-universitair hoger onderwijs, voor zover door de betrokken gemeenschap beschouwd als studies met voltijds leerplan.

Om te voldoen aan de het begrip “studies met voltijds leerplan” van art. 11, §2, a, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, moet de student ingeschreven zijn voor een opleiding die leidt tot een diploma (of een overeenstemmend getuigschrift) én moet hij effectief aanwezig zijn in de les.

Dit betekent dat enkel een diplomacontract onder de definitie van “studie van voltijds leerplan” kan vallen.

  • Aanvatten, hervatten of voortzetten

    Een student moet ingeschreven zijn en gedurende het gehele academiejaar blijven, voor een studie met voltijds leerplan in een door de Gemeenschappen erkende, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling. Zoniet onderbreekt hij zijn studies en verliest hij zijn hoedanigheid van student. Ook indien zijn inschrijving behouden blijft, maar de student zelf aangeeft dat hij niet wil verder studeren of dat er objectieve elementen zijn die hierop wijzen (bv. inschrijving als werkzoekende bij de arbeidsbemiddelingsdienst (VDAB, Actiris, FOREM)) wordt dit als een onderbreking van zijn studies beschouwd.

  • In een door de Gemeenschappen erkende, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling

De student moet de studies volgen “in” een door de Gemeenschappen erkende, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling. Afstandsonderwijs of studies onder examencontract voldoen dus niet aan deze voorwaarde, aangezien de student dan niet de lessen mag of kan volgen in de onderwijsinstelling.

  • In het GPMI worden ook een aantal verplichtingen opgenomen waartoe het OCMW zich verbindt.

    Het gaat om volgende zaken:

  • Het GPMI bepaalt de wijze waarop het OCMW ondersteuning biedt op het vlak van de studies, eventueel in samenwerking met de onderwijsinstelling.
  • Het GPMI bepaalt de wijze waarop het OCMW begeleiding biedt aan de persoon jonger dan 25 jaar in geval van relatiebreuk met zijn ouders, alsook de manier waarop het OCMW in overleg met de studenteen bemiddelende rol kan opnemen.

  • De persoon jonger dan 25 jaar moet het OCMW binnen de zeven werkdagen op de hoogte brengen van zijn examenresultaten.

Op basis daarvan evalueert het OCMW het voorbije studiejaar en de verdere uitvoering van het project.

Bij twijfels omtrent de geschiktheid van de studentvoor de gevolgde studies kan het OCMW beroepdoen op een derde om terzake professioneel advies te vragen.

1.7. De gemeenschapsdienst

De gemeenschapsdienst werd geheel opgeheven.

Omzendbrief ten gevolge van het arrest nr.86/2018

1.8. Rol van de inspectiedienst van de POD MI met betrekking tot de controle van de GPMI's

Artikel 18/1 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie bepaalt:

“De inspectiedienst van de POD Maatschappelijke Integratie zal de voorwaarden van de uitvoering van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie controleren.

Als het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie niet conform de wettelijke voorwaarden werd uitgevoerd, is het centrum ertoe gehouden de ontvangen bijzondere toelagen in het kader van artikel 43/2 van de wet terug te betalen en dit tot het moment waarop er een nieuw contract dat de wettelijke voorwaarden respecteert, wordt ondertekend.”

De volgende elementen van het GPMI zullen gecontroleerd worden door de inspectiedienst van de POD Maatschappelijke Integratie:

Het Geïndividualiseerd Project Maatschappelijke Integratie

(artikelen 6§2, 10, 11, 13, 30, 43/2 van de wet en artikelen 10 tot 21 van het KB) en het onderzoek naar de bestaansmiddelen van de onderhoudsplichtigen bij de toekenning van een LL samen met een GPMI aan een student

(artikel 26 van de wet en artikelen 42 tot 55 van het KB)

GPMI:

Bestaat er een sociale balans die betrekking heeft op de noden van de persoon?

Werd een GPMI opgesteld binnen de voorziene termijn?

Werden alle verplichte vermeldingen opgenomen? (verbintenis van de partijen, duur, vervaldagen, extra hulp, …)

(GPMI student: soort opleiding-instelling-duur studietoelage-kinderbijslag en onderhoudsuitkering)

Werd het door de partijen ondertekend?

Bevat het GPMI een gemeenschapsdienst? (aard, duur, uurrooster, vergoeding, verzekering)

Wordt het ontbreken van GPMI voldoende gemotiveerd door een beslissing?

Hebben de evaluaties (3) plaatsgevonden en werden ze geformaliseerd?

In geval van sanctie: werden de wettelijke voorwaarden waaraan een sanctie moet voldoen nageleefd?

Is aan de voorwaarden die een verhoogde toelage mogelijk maken voldaan?

Onderhoudsplichtigen:

Werd het onderzoek naar de bestaansmiddelen van de onderhoudsplichtigen uitgevoerd?

Werd een beslissing inzake terugvordering genomen? Werd zij bekendgemaakt aan de aanvrager en aan zijn onderhoudsplichtigen?

De geïntegreerde inspectiegids van de Dienst Inspectie van de POD MI werd in die zin gewijzigd en is conform de nieuwe reglementering.

U kan deze gids terugvinden door te klikken op Inspectiehandleiding via de link Inspectiehandleiding.

2. Bijzondere toelage voor het dekken van de kosten van begeleiding en activering in het Kader van het GPMI

In de wet van 21 juli 2016 werd er ook een nieuwe bijzondere toelage ingevoerd. Die bijzondere toelage bedraagt 10% van het toegekende bedrag van het leefloon en dient om de kosten van begeleiding en activering mede te financieren.

De betoelagingen die voorheen voorzien werden in artikel 33 en 34 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie werden vervangen door deze nieuwe bijzondere toelage. Die beide artikels werden bijgevolg opgeheven.

De regels met betrekking tot het afsluiten van het GPMI tussen het OCMW en de betrokkene mogen niet verward worden met de regels met betrekking tot de betoelaging van het OCMW. Als er een verplichting is tot een GPMI kan er niet automatisch uitgegaan worden van het feit dat er dan ook een bijzondere toelage zal zijn. Maar ook omgekeerd kan er bij een facultatief GPMI in bepaalde gevallen een bijzondere toelage verschuldigd zijn aan het OCMW.

2.1. Algemene voorwaarden

  • Deze bijzondere toelage moet worden aangewend voor het doel waarvoor ze gecreëerd werd, met name voor het dekken van de kosten van begeleiding en activering in het kader van het GPMI.
  • Deze bijzondere toelage is aan het OCMW verschuldigd onder de hieronder beschreven voorwaarden en dit ongeacht of het een verplicht of een facultatief GPMI betreft.
  • Er zijn 4 situaties waarin deze bijzondere toelage genoten kan worden:
    • De steunaanvrager heeft nog nooit een GPMI gehad (eerste toelage)
    • De steunaanvrager heeft een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan (de toelage-student)
    • De steunaanvrager heeft al een GPMI gehad, maar is bijzonder ver verwijderd van een maatschappelijke en/of socioprofessionele integratie (de toelage-verlenging)
    • De steunaanvrager heeft al een GPMI gehad, maar is bijzonder kwetsbaar en behoeft een bijzondere aandacht van het OCMW en heeft de laatste 12 maanden geen recht op maatschappelijke integratie genoten (toelage-2de kans).

2.2. De eerste toelage

  • Het OCMW heeft recht op de eerste toelage op voorwaarde dat:
    • De betrokkene het leefloon geniet
    • Er een GPMI bestaat
    • Er voor deze betrokkene door dit OCMW of een ander bevoegd OCMW nog nooit een eerste toelage werd ontvangen. Er is nog geen periode van één kalenderjaar verstreken sinds de eerste toelage voor de eerste keer werd toegekend.
  • De eerste toelage is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand waarin een GPMI werd ondertekend als er op dat moment ook reeds leefloon werd genoten.

Voorbeeld: Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De eerste toelage is dan – als alle andere voorwaarden voldaan zijn - verschuldigd vanaf 1 januari tot en met 31 december.

  • De eerste toelage is verschuldigd voor maximaal één kalenderjaar indien alle andere voorwaarden voldaan zijn.

Voorbeeld: Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De eerste toelage is verschuldigd vanaf 1 januari.

LET OP

Er moet in de periode van één kalenderjaar een GPMI bestaan. Dit houdt niet in dat dit steeds hetzelfde GPMI moet zijn en dit houdt ook niet in dat elk GPMI voor één jaar moet worden afgesloten.

  • Indien er tijdens dit kalenderjaar op een bepaald moment geen GPMI bestaat, dan heeft het OCMW geen recht op de eerste toelage voor de periode dat er geen GPMI bestaat. De eerste toelage wordt toegekend voor een periode van één kalenderjaar, dat begint te lopen op de eerste dag van de maand waarin het GPMI wordt ondertekend. Het kalenderjaar wordt dus niet ‘verlengd’ voor de periode dat er geen GPMI was.

Voorbeeld: Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De eerste toelage is verschuldigd vanaf 1 januari. Er werd een GPMI ondertekend voor een periode van 3 maanden. Op 15 april is er geen nieuw GPMI klaar. Het nieuwe GPMI wordt pas op 20 mei getekend. Het nieuwe GPMI heeft een doelstelling als einddatum. De doelstelling wordt niet gehaald voor 31 december. In dit geval zal het OCMW de eerste toelage ontvangen vanaf 1 januari tot en met 15 april en van 1 mei tot en met 31 december. Na 31 december wordt er dus geen eerste toelage meer toegekend.

  • Indien er tijdens het kalenderjaar een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de eerste toelage. Dit houdt ook in dat het tweede OCMW enkel voor de nog resterende periode recht heeft op de bijzondere toelage. Er begint dus GEEN nieuwe periode van maximaal één kalenderjaar op het moment dat er een nieuw OCMW bevoegd wordt.

2.3. De toelage - student

  • Het OCMW heeft recht op de toelage-student op voorwaarde dat:
    • De betrokkene het leefloon geniet
    • Er een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan bestaat
    • De betrokkene jonger is als 25 jaar
  • De toelage-student is verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand waarin een GPMI werd ondertekend als er op dat moment ook reeds leefloon werd genoten.

Voorbeeld: Het OCMW en de betrokkene ondertekenen een GPMI op 15 januari. De toelage student is verschuldigd vanaf 1 januari.

  • De toelage-student is verschuldigd gedurende de hele periode dat de betrokkene aan de voornoemde voorwaarden voldoet.
  • Indien er aanvankelijk een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan bestond, er een onderbreking van de studies was en er daarna opnieuw een GPMI inzake studies met een voltijds leerplan wordt afgesloten met een persoon jonger dan 25 jaar, dan is de toelage-student ook voor het tweede GPMI inzake studies met een voltijds leerplan verschuldigd.
  • Indien er een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de toelage-student.

2.4.De toelage - verlenging

  • Het OCMW heeft recht op de toelage-verlenging op voorwaarde dat:
    • De betrokkene het leefloon geniet aansluitend op de periode waarvoor een eerste toelage verschuldigd was
    • Een OCMW voor deze betrokkene reeds een eerste toelage ontving
    • Er een GPMI bestaat
    • De maatregelen genomen in het GPMI gedurende de periode waarin het OCMW de eerste toelage genoot, onvoldoende hebben geleid naar een doeltreffende integratie van deze betrokkene en het OCMW vaststelt dat er een intensievere of een meer specifieke begeleiding van deze betrokkene noodzakelijk is.

  • De toelage-verlenging is verschuldigd voor maximaal één kalenderjaar.

LET OP

Er moet in de periode van één kalenderjaar een GPMI bestaan. Dit houdt niet in dat dit steeds hetzelfde GPMI moet zijn en dit houdt ook niet in dat elk GPMI voor één jaar moet worden afgesloten.

  • Indien er tijdens dit kalenderjaar op een bepaald moment geen GPMI bestaat, dan heeft het OCMW geen recht op de toelage-verlenging voor de periode dat er geen GPMI bestond. De toelage-verlenging wordt toegekend voor een periode van één kalenderjaar. Het kalenderjaar wordt dus niet ‘verlengd’ voor de periode dat er geen GPMI was.

  • Indien er tijdens het kalenderjaar een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de toelage-verlenging. Dit houdt ook in dat het tweede OCMW enkel voor de nog resterende periode recht heeft op de bijzondere toelage. Er begint dus GEEN nieuwe periode van maximaal één kalenderjaar op het moment dat er een nieuw OCMW bevoegd wordt.

  • Het OCMW evalueert via het sociaal onderzoek dat de maatregelen genomen in het GPMI gedurende de periode waarin het OCMW de eerste toelage genoot onvoldoende hebben geleid naar een doeltreffende integratie van de betrokkene en stelt vast dat er een intensievere of een meer specifieke begeleiding van de betrokkene noodzakelijk is. Deze gemotiveerde beslissing moet genomen worden door de Raad of het bevoegde orgaan. Deze motiveringsplicht geldt ook voor het 2de, 3de, … OCMW dat bevoegd wordt.

    Opdat de inspectiedienst van de POD MI de motivering kan beoordelen, moet het OCMW in een rapport dat ter beschikking blijft in het sociaal dossier motiveren waarom de betrokkene bijzonder ver verwijderd is van een maatschappelijke en/of socioprofessionele integratie.

2.5.De toelage - 2de kans

  • Het OCMW heeft recht op de toelage-2de kans op voorwaarde dat:
    • De betrokkene het leefloon geniet
    • Een OCMW voor deze betrokkene reeds een eerste toelage of een toelage-verlenging, ontving
    • Geen enkel OCMW voor deze betrokkene een toelage-student ontving
    • Er een GPMI bestaat
    • Deze betrokkene bijzonder kwetsbaar is en een bijzondere aandacht van het OCMW behoeft
    • Deze betrokkene geen recht op maatschappelijke integratie had gedurende de twaalf voorafgaande maanden.
  • De toelage-2de kans is verschuldigd voor maximaal één kalenderjaar.

LET OP

Er moet in de periode van één kalenderjaar een GPMI bestaan. Dit houdt niet in dat dit steeds hetzelfde GPMI moet zijn en dit houdt ook niet in dat elk GPMI voor één jaar moet worden afgesloten.

  • Indien er tijdens dit kalenderjaar op een bepaald moment geen GPMI bestond, dan heeft het OCMW geen recht op de toelage-2de kans voor de periode dat er geen GPMI bestond. De toelage-2de kans wordt toegekend voor een periode van één kalenderjaar. Het kalenderjaar wordt dus niet ‘verlengd’ voor de periode dat er geen GPMI was.

  • Indien er tijdens het kalenderjaar een nieuw OCMW bevoegd wordt, dan heeft het tweede OCMW onder dezelfde voorwaarden als het eerst bevoegde OCMW recht op de toelage-2de kans. Dit houdt ook in dat het tweede OCMW enkel voor de nog resterende periode recht heeft op de bijzondere toelage. Er begint dus GEEN nieuwe periode van maximaal één kalenderjaar op het moment dat er een nieuw OCMW bevoegd wordt.

  • Het OCMW kan genieten van de toelage-2de kans, als de maatregelen in het GPMI een antwoord bieden op de noden die aanleiding hebben gegeven tot het feit dat de betrokkene na een periode van afwezigheid van minimum 12 maanden terugkeert bij een OCMW. Deze gemotiveerde beslissing moet genomen worden door de Raad of het bevoegde orgaan. Deze motiveringsplicht geldt ook voor het 2de, 3de, … OCMW dat bevoegd wordt.

Opdat de inspectiedienst van de POD MI de motivering kan beoordelen, moet het OCMW in een rapport dat ter beschikking blijft in het sociaal dossier motiveren waarom de betrokkene bijzonder kwetsbaar is en een bijzondere aandacht van het OCMW behoeft.

Voorbeelden

We gaan er bij de voorbeelden steeds van uit dat de betrokkene aan alle voorwaarden voor het toekennen van het recht op maatschappelijke integratie voldoet. In de praktijk moet het sociaal onderzoek dit aantonen.

Voorbeeld 1:

Persoon W (19 jaar) komt in de loop van september voor de eerste keer naar het OCMW en op 01/10/2017 besluit het OCMW na een onderzoek van zijn situatie om een GPMI-student af te sluiten. Na 7 maanden loopt het mis. Het OCMW stelt een algemeen GPMI op om hem naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Na 4 maanden vindt de betrokkene werk. Na 6 maanden gewerkt te hebben, loopt het arbeidscontract af en komt de betrokkene terug aankloppen bij het OCMW. Het OCMW sluit met de betrokkene opnieuw een GPMI af en dit voor één jaar.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoela-ging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

1/10/2017-30/04/2018

Student

Ja

Artikel 11 §2 a

Ja

Ja

Toelage -Student

01/05/2018-31/08/2018

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b

Ja

Ja

Eerste toelage

01/09/2018-28/02/2019

Geen (want aan het werk)

Nee

Niet van toepassing

Nee

Nee

Niet van toepassing

01/03/2019-28/02/2020

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b + c

Ja

Ja, voor periode t.e.m. 30/04/2019

Nee, vanaf 01/05/2019

Ja, eerste toelage

(01/05/2018-30/04/2019)

Nee, voorwaarde verlenging niet voldaan

Voorbeeld 2.

Persoon X (18 jaar) komt in de loop van september voor de eerste keer naar het OCMW en op 01/10/2017 besluit het OCMW na een onderzoek van zijn situatie om een GPMI-student af te sluiten. Na 4 jaar heeft de betrokkene zijn studies succesvol beëindigd, maar kan niet onmiddellijk werk vinden. Het OCMW sluit met de betrokkene een algemeen GPMI van één jaar af om de betrokkene naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Na iets meer dan twee jaar vindt de betrokkene werk.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoela-ging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

1/10/2017-30/06/2021

Student

Ja

Artikel 11 §2 a

Ja

Ja

Toelage -Student

01/07/2021-30/06/2022

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b

Ja

Ja

Eerste toelage

01/07/2022-30/06/2023

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2 b

Ja

Ja

Toelage- Verlenging

01/07/2023-31/08/2023

Algemeen

Ja

Artikel 11 §2b

Ja

Nee

Noch eerste toelage, noch toelage- verlenging

01/09/2023-…

Geen (want aan het werk)

Nee

Niet van toepassing

Nee

Nee

Niet van toepassing

Voorbeeld 3.

Persoon Y (32 jaar) komt op 01/03/2017 naar het OCMW. Dit is de eerste keer dat er een beroep wordt gedaan op het OCMW. Op 01/04/2017 wordt er een GPMI afgesloten voor 3 maanden. Daarna besluit het OCMW geen GPMI meer af te sluiten.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoelaging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

01/03/2017-31/03/2017

Geen

Ja (3 maanden om GPMI af te sluiten)

Artikel 13

Ja

Nee

Geen GPMI

01/04/2017-30/06/2017

Algemeen

Ja

Artikel 13

Ja

Ja

Eerste toelage

01/07/2017-…

Geen

Nee

Artikel 13

Ja

Nee

Geen GPMI

Voorbeeld4:

Persoon Z (32 jaar) komt op 01/03/2017 naar het OCMW. Dit is de eerste keer dat er een beroep wordt gedaan op het OCMW. Op 01/04/2017 wordt er een GPMI afgesloten voor 3 maanden. Daarna wordt er opnieuw een GPMI afgesloten. Deze keer voor 1 jaar. De betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor verlenging.

Periode

Soort GPMI

Verplichting afsluiten GPMI

Reden verplichting GPMI

Betoelaging leefloon

Bijzondere toelage 10%

Reden bijzondere toelage 10%

01/03/2017-31/03/2017

Geen

Ja (3 maanden om GPMI af te sluiten)

Artikel 13

Ja

Nee

Geen GPMI

01/04/2017-30/06/2017

Algemeen

Ja

Artikel 13

Ja

Ja

Eerste toelage

01/07/2017-30/06/2018

Algemeen

Nee

Artikel 13

Ja

Ja, voor periode t.e.m. 30/03/2018

Ja, voor periode vanaf 01/04/2018

Eerste toelage

Toelage-verlenging

3. Inwerkingtreding

De wijzigingen treden in werking op 1 november 2016.

Codes

Vanaf 1 november 2016 zullen, om de invoering van de nieuwe GPMI-toelage in de informaticatoepassing van de POD MI (Novaprima) mogelijk te maken, nieuwe codes voor de rubriek “geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie: aanvrager/partner” worden gecreëerd voor de formulieren B Leefloon.

Om de effectiviteit van het GPMI na te gaan en een evaluatie van dit instrument mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de OCMW's het hanteren van het informatica-instrument garanderen. Zo kunnen de nodige gegevens verzameld worden om een monitoring van het GPMI te voorzien.

 

In onderstaande tabel geven we de betekenis van de codes weer:

Code

Benaming

Toelage en begrotingsartikels

1

De aanvrager / partner volgt een opleiding georganiseerd door een regionale plaatsingsdienst

Artikel 104 geïndividualiseerd project 70% voor 1/7/2014; art. 130 geïndividualiseerd project 75% na 1/7/2014.

Of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

2

De aanvrager / partner volgt een opleiding georganiseerd door een instelling die een overeenkomst heeft gesloten met het OCMW

Idem

3

De aanvrager / partner werkt bij het OCMW

Idem

4

De aanvrager / partner werkt bij een instelling in het kader van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976

Idem

5

Combinatie van 1 of 2 met 3 of 4

Idem

6

De overeenkomst vervult de voorwaarde inzake de duur voor de verhoogde tegemoetkoming niet

Art. 855...870  Leefloon 55%...70% of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

7

Ander soort sociaal integratiecontract

Idem

8

Geen integratiecontract wegens gezondheids- of billijkheidsredenen

Idem

9

De aanvrager / partner vat voltijdse studies aan, herneemt ze of zet ze verder in een erkende onderwijsinstelling georganiseerd of gesubsidieerd door de gemeenschappen

Indien datum inwerkingtreding < 1/11/2016: art. 965...980 Geïndividualiseerd project Studenten 65% (= 55%...70% + 10%) of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

Indien datum inwerkingtreding ≥ 1/11/2016: art. 855...870  Leefloon 55%...70% of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%.

Aangevuld met art. 133, kosten voor begeleiding en activering GPMI student 10%.

10

De aanvrager / partner is voltijds student en heeft een inkomen uit tewerkstelling (combinatie van code 9 en van code 3 of 4 of 5).

Indien datum inwerkingtreding < 1/11/2016: art. 965...980 Geïndividualiseerd project Studenten 65% (= 55%...70% + 10%) of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

(met studiebeurs: vrijstelling van 66,73 €, zonder studiebeurs: vrijstelling van 239,25 € (= vrijstelling SPI))

 

Indien datum inwerkingtreding ≥ 1/11/2016: art. 855...870  Leefloon 55%...70% of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

(met studiebeurs: vrijstelling van 66,73 €, zonder studiebeurs: vrijstelling van 239,25 € (= vrijstelling SPI))

Aangevuld met art. 133, kosten voor begeleiding en activering GPMI student 10%.

11

Algemeen GPMI

Art. 855...870 leefloon 55%...70% of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

Aangevuld met art. 132, kosten voor begeleiding en activering GPMI 10%.

12

Algemeen GPMI gemeenschapsdienst

De gemeenschapsdienst werd opgeheven

15

GPMI student gemeenschapsdienst

Art. 855...870  Leefloon 55%...70% of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

Aangevuld met art. 133 kosten voor begeleiding en activering GPMI student 10%.

16

GPMI student gemeenschapsdienst, tewerkgesteld

Art. 855...870  Leefloon 55%...70% of art. 105 Aangevuld met art. 133 kosten voor begeleiding en activering GPMI student 10%.

(met studiebeurs: vrijstelling van 66,73 €, zonder studiebeurs: vrijstelling van 239,25 € (= vrijstelling SPI))

17

Algemeen GPMI + verlenging

Art.855...870  Leefloon 55%...70% of art. 105 indien ingeschreven als vreemdeling 100%

Aangevuld met art. 132 kosten voor begeleiding en activering GPMI 10%.

18

Algemeen GPMI gemeenschapsdienst + verlenging

Idem

19

Algemeen GPMI 2de kans

Idem

20

Algemeen GPMI 2de kans gemeenschapsdienst

Idem

Codes 13 en 14 worden momenteel niet gebruikt.

 

De volgende regels zullen van toepassing zijn voor de validering van de rubriek “geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie” formulier B:

 

  • Codes 1 tot 7:
  • blijven geldig voor de formulieren met inwerkingtreding voor 1/11/2016;
  • zullen niet meer geldig zijn voor data van inwerkingtreding vanaf 1/11/2016.
  • Codes 9 en 10:
  • behouden hun huidige betekenis voor de formulieren met datum van inwerkingtreding voor 1/11/2016;
  • stemmen met de andere begrotingsartikels overeen vanaf 1/11/2016.
  • Codes 11,12 en 15 tot 20:
  • zullen gelden voor de data van inwerkingtreding vanaf 1/11/2016;
  • zullen niet geldig zijn voor de data van inwerkingtreding voor 1/11/2016.

Overgang bestaande dossiers

Na de maandelijkse betalingen met betrekking tot de maand oktober 2016 zullen de door het OCMW verstuurde formulieren B

  • die beginnen voor 01/11/2016 en
  • die aflopen na 01/11/2016 en
  • met code 01, 02, 03,04 of 05 in rubriek “geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie” van formulier Leefloon B

automatisch worden stopgezet door middel van een formulier C op 01/11/2016.

 

De OCMW’s zullen over de stopgezette formulieren worden verwittigd via een document dat naar hun e-box wordt gestuurd.

De OCMW’s moeten dan een formulier B met de nieuwe codes versturen voor alle dossiers die automatisch zijn stopgezet bij de POD MI.

Bij ontvangst van een eerste formulier Leefloon B met codes 11 en 12 in de rubriek “geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie” zullen de grensdata automatisch door het informaticasysteem van de POD MI worden vastgelegd om te komen tot een periode van één jaar waarin het OCMW een extra toelage van 10% kan aanvragen.

 

Voorbeeld:

Formulier B met als datum van inwerkingtreding 7/11/2016. Bij ontvangst van dit formulier worden de volgende data vastgelegd:

  • begin GPMI = 01/11/2016;
  • einde GPMI = 31/10/2017;
  • begin verlenging = 01/11/2017;
  • einde verlenging = 31/10/2018.

 

 Opgelet :

De persoon ontving reeds een leefloon op het moment dat het GPMI werd ondertekend.

In dit geval heeft het OCMW recht op de bijzondere toelage van 10%

  • ofwel vanaf de 1ste dag van de maand indien de persoon dit leefloon toen al ontving;
  • ofwel vanaf de 1ste dag waarvoor het leefloon werd toegekend.   

 

In dit geval kunnen de verlengingscodes (17,18) pas worden gebruikt vanaf 01/11/2017.

Alle betalingen m.b.t. een GPMI tussen deze begin- en einddata zullen recht geven op een supplement van 10% (art.132).

Het zelfde geldt voor de tweede kansen (codes 19,20). Er wordt eveneens een “grensdatum tweede kans” vastgelegd.

Voor studenten (codes 09, 10, 15, 16) zal automatisch een supplement van 10% worden toegekend (art.133).

 

Tevens werden nieuwe foutcodes ingevoerd:

Code

Benaming

320743

GPMI begunstigde: datum voor dit formulier mag niet na 01/11/2016 vallen

 

320744

GPMI partner: datum voor dit formulier mag niet na 01/11/2016 vallen

 

320790

GPMI Begunstigde: code verlenging niet toegelaten op deze datum

 

320791

GPMI partner: code verlenging niet toegelaten op deze datum

 

320792

GPMI begunstigde: Tweede kans: voorgaande 12 maanden is geen hulp verstrekt

 

320793

GPMI partner: Tweede kans: voorgaande 12 maanden is geen hulp verstrekt

 

320794      

NL:   GPMI begunstigde: Tweede kans: voorheen geen GPMI student gevonden

 

320795      

NL:   GPMI partner: Tweede kans: voorheen geen GPMI student gevonden

 

320796

NL:   GPMI begunstigde: Tweede kans, maar voorheen geen eerste kans terug te vinden

 

320797

NL:   GPMI partner: Tweede kans, maar voorheen geen eerste kans terug te vinden

 

 

evenals 2 nieuwe codes “type terugvordering” voor de formulieren D (Leefloon):

  • 32: kosten begeleiding en activering GPMI 10%;
  • 33: kosten begeleiding en activering GPMI student 10%.

 

Daarnaast zullen voor de maandelijkse betalingen 2 nieuwe begrotingsartikelen worden aangemaakt: 132 et 133 die recht geven op toelage van 10%:

  • Art. 132 Kosten begeleiding en activering GPMI 10%;
  • Art. 133 Kosten begeleiding en activering GPMI student 10%.

 

De begrotingsartikelen 104, 130 en 960 tot 980 zullen verdwijnen voor de betalingen met betrekking tot periodes later dan 01/11/2016.

Indien u hier nog geen antwoord gevonden hebt op uw vraag kunt u steeds de algemene website bezoeken waar u ook een onderdeel 'FAQ' vindt: www.mi-is.be. Het spreekt voor zich dat u zich ook steeds kunt richten tot de FrontOffice via vraag@mi-is.be of 02/5088585.